Dít leerde de oud-minister tijdens haar carrière.
Ze was onder andere vier jaar lang minister van Justitie in het kabinet Paars 1 en beklede hoge functies binnen het Openbaar Ministerie. Winnie Sorgdrager vertelt wat de beste en slechtste besluiten waren voor haar loopbaan.
Winnie Sorgdrager (Den Haag, 1948) kijkt vanuit een Amsterdams appartement terug op een boeiende loopbaan. Als student wisselde ze al van opleiding zoals een ander van sokken: conservatorium, medicijnen en staats- en volkenrecht, waar ze ook in is afgestudeerd. Ze verliet D66 om tien jaar VVD-lid te worden, had verschillende banen bij de Universiteit Twente, het OM in Almelo, Arnhem en Den Haag (waarvan de laatste twee jaar in topfuncties)...
...werd D66-minister van Justitie (1994 tot 1998), was voorzitter van de Raad voor Cultuur en eindigde in 2018 haar loopbaan als lid van de Raad van State, wat ze twaalf jaar had gedaan. ‘Ik noem het altijd een beetje een barokke carrière.’ Ze heeft nu nog maatschappelijk belangrijke nevenfuncties en speelt altviool in een orkest.
NOUVEAU EN INTERMEDIAIR DRAGEN POWERVROUWEN EEN WARM HART TOE EN WERKEN REGELMATIG SAMEN. DIT ARTIKEL VERSCHEEN EERDER OP INTERMEDIAIR
Wat was het beste besluit voor uw loopbaan?
‘Solliciteren voor de functie van officier van justitie in Almelo in 1979. Ik moest toen wel heel hard mijn kennis van het strafrecht bijspijkeren, maar je kunt alles leren als je het belangrijk vindt en het binnen je bereik ligt. Omdat ik een vrouw ben, vonden ze dat ik jeugdofficier moest worden. Het werd een geweldige tijd dankzij een ontzettend leuk, enthousiast team. We waren vrij om te experimenteren, want het OM-werk was nog niet zo in protocollen gegoten.’
Winnie Sorgdrager in 2012
‘Ik heb daar samen met mijn collega-jeugdofficier en een straathoekwerker taakstraffen voor jongeren geïntroduceerd, die bestonden toen nog niet voor kinderen. De kinderrechter en directeur van de Raad voor de Kinderbescherming werkten van harte mee. Tot dan kwamen jongeren nogal eens in de tuchtschool terecht en ze en werden daar niet beter van. Als alternatieve, maar effectieve benadering lieten we ze bijvoorbeeld ook weleens excuses aanbieden aan hun slachtoffers. Vernieuwen met bevlogen collega’s is ontzettend leuk, dan is het niet erg om keihard te werken.’
U ging naar Arnhem, Den Haag, werd minister. In hoeverre moet je hogerop willen?
‘Dat is een belangrijke vraag om jezelf te stellen. Ik wilde ander werk doen en als advocaat-generaal mocht ik nieuwe gebieden opbouwen, zoals milieustrafrecht. Ook mocht ik voorzitter worden van de landelijke milieuofficieren.’
En wat was uw slechtste loopbaanbesluit?
‘Niet direct een slecht besluit, maar een slechte eigenschap die me steeds parten speelde. Was dat ik problemen van anderen de mijne maakte. Als er bijvoorbeeld een slechte boodschap moest worden overgebracht, dan was ik de kop van Jut. Ik heb als minister een man gemeld dat zijn benoeming tot Europees rechter niet doorging, terwijl de oorzaak bij een ander ministerie lag. Hij is zijn leven lang boos op mij geweest. Als politicus moet je afstand kunnen nemen, zeker als de sfeer zich tegen je keert.’
Maar qua loopbaankeuze?
‘Achteraf ben niet ontevreden. ‘Na mijn ministerschap wilde ik graag Nationale ombudsman worden, maar de manier waarop mij dat door de politiek werd onthouden, was niet fijn. Ik heb het negatieve sentiment onderschat dat er in het Haagse circuit nog was over mij.’
Foto (c) Marjolijn Evertse
Sorgdrager ging de geschiedenis in als bekwaam juriste en wetgever, maar haar politiek gezag boette in door de nasleep van de IRT-affaire – de door de politie gedoogde grootschalige drugshandel om boeven te vangen – en een groot conflict met de top van het Openbaar Ministerie, dat in de pers breed werd uitgemeten met grote verwijten tot gevolg.
U kwam uit de politiek niet zonder kleerscheuren. Spijt van de overstap gehad?
‘Nee, ik heb mooie ervaringen opgedaan en veel geleerd. Maar als ik van tevoren geweten had wat me te wachten stond, dan had ik het niet gedaan. Ik heb van binnenuit gezien hoe de politiek echt werkt, daar ben ik heel blij mee. Bijvoorbeeld de intensiteit van de media-aandacht – die nog groter is geworden nu. Je wordt een doelwit, ik las soms maar even geen kranten. Maar eerlijk is eerlijk: ik ben geen geboren politicus. Ik werd voorzitter van de Raad voor Cultuur, een baan met twee kanten: de mooiste baan van Nederland en de moeilijkste, omdat je geld te verdelen hebt.’
Welke lessen wilt u anderen meegeven?
‘Zorg altijd voor mensen om je heen met wie je kunt relativeren en lachen. Samen een glaasje drinken en denken: morgen nieuwe kansen. Ik heb altijd de neiging gehad een beetje toeschouwer te zijn van m’n eigen leven, daar hou ik van.’
‘Ik heb ook wel nagedacht wat anders had gekund in de turbulentie aan het einde van mijn ministersperiode. Ik heb me te veel laten meevoeren in de opwinding. Ik heb achteraf veel nagedacht over de oorzaken, over hoe het zo ver kwam, wat ik anders had moeten doen. Dat is me later niet meer overkomen, want de les was: neem op tijd afstand, laat je niet meezuigen.’
Wat hebt u bijgedragen aan de samenleving?
‘Dat voor mezelf bepalen vind ik hoogmoedig, want het meeste werk kon een ander ook doen. Maar als ik iets moet bedenken, dan geef ik een voorbeeldje uit Almelo: een jongen had iets gejat in een winkel. Ik had een gesprek met hem en zijn ouders. Dat was gebruikelijk in dat soort situaties. Hij wilde danser worden, die ouders wilden hem dat toen onthouden en ik heb hen op andere gedachten gebracht. Later betoonden ze zich zo blij met dat gesprek. Daar maakte ik het verschil.’