Annelies (51) heeft alles: man, kinderen, goede baan, toch ontbrak er iets...
‘Ik denk dat ik mezelf altijd heb verloochend, of in elk geval een groot deel van mezelf. De angst voor geldzorgen zat er na een armoedige jeugd zo diep in dat alles moest wijken voor die ene allesoverheersende behoefte: financiële zekerheid. Ik koos voor een studie fiscale economie en studeerde vier jaar lang alsof mijn leven ervan afhing. Veel meer dan de collegezaal en mijn studentenkamer heb ik in die tijd niet gezien. Feestjes, vriendjes, vakanties, alles wat ook maar enigszins naar plezier rook, vond ik pure tijdverspilling.'
Cum laude
Nadat ik, cum laude, was afgestudeerd, ging ik aan de slag bij een groot accountantskantoor. Vastbesloten als ik was om het daar heel ver te schoppen, kon ik niet om de vrijdagmiddagborrels heen. Daar werd ik door mijn leidinggevende aan Jan-Peter voorgesteld met de woorden “Hij is net zo fanatiek als jij.” En inderdaad, terwijl er om ons heen werd gepraat over reizen en dure auto’s, bespraken wij de nieuwste wetten, cases en resultaten.
Vlammende ambitie
Het leek alsof JP en ik voor elkaar waren gemaakt. De vonken spatten er niet vanaf, maar dat werd ruimschoots goedgemaakt door onze vlammende ambitie. En daarin gaven we elkaar ook alle ruimte. Als de een vond dat hij tot diep in de nacht of een weekend moest doorwerken, vond de ander dat zelden een probleem. Het kwam hem of haar meestal wel goed uit zelfs. Zo waren we eigenlijk altijd aan het werk. Om elkaar toch nog af en toe te zien, gingen we samenwonen. Maar echt gezellig werd het nooit. Dat klinkt behoorlijk triest, maar we hadden gewoon geen behoefte aan leuke dingen. Als je wat wilde bereiken, moest je daar dingen voor laten, vonden wij. Leuk was voor losers, zoiets.
Kinderen
Toen we zo ongeveer alles hadden bereikt wat we konden bereiken – JP was benoemd tot partner bij het kantoor waar wij allebei waren begonnen en ik gaf leiding aan de internationale afdeling van een relatief jong kantoor – kochten we een groot, vrijstaand huis met tuin aan de rand van het bos en begonnen we over kinderen na te denken. Op dat moment begon er iets te veranderen in onze relatie. Want waar kinderen voor JP gewoon bij een geslaagd leven hoorden, raakte het idee van zwanger zijn en moeder worden mij veel dieper. Iets in mij werd wakker.
Au pair
Na de geboorte van onze dochter was ik de koning te rijk. Anderhalf jaar later kwam onze zoon en ook met hem was ik zielsgelukkig. Nog eens anderhalf jaar later kwam de tweeling, twee jongens. Kerngezond en schattig, maar ik voelde niet wat ik bij de eerste twee had gevoeld. Gewenning, dacht ik. Ondertussen werkte ik zo veel mogelijk door. We hadden wel een au pair nodig, want JP en ik waren vrijwel elke dag van zeven uur ’s ochtends tot half negen ’s avonds van huis. De au pair bracht de kinderen naar de opvang en later naar school, haalde ze weer op en kookte voor ons. Ook voor het huis en de tuin hadden we personeel. Ik hoefde me nergens druk om te maken, alles was perfect geregeld.
Stress
En toch was de stress in mijn leven geslopen. Als het kinderdagverblijf belde, bijvoorbeeld, om te melden dat onze dochter ziek was, vloog ik tegen het plafond. “Bel de au pair!”, schreeuwde ik dan. Dat ik het liefst direct in de auto was gesprongen om dat kleine wurmpje zelf op te halen en te troosten, kon ik niet toegeven. Kinderen bestonden binnen onze branche eigenlijk altijd alleen op zoetsappige foto’s op bureaus en in opschepperige verhalen over sport- en schoolprestaties. Je hoorde er geen ‘last’ van te hebben. Op tijd weg voor een ouderavond? Een dagje vrij vanwege een schoolreisje? Minder werken? Het was altijd taboe. Zelfs de secretaresses konden er niet mee wegkomen.
Breekpunt
Toen de oudste zes was, ik was toen 44, waren de signalen niet meer te negeren. Een verkoudheid die niet overging, huilbuien, woedeuitbarstingen… De dokter wond er geen doekjes om: als ik niet jaren, misschien wel voorgoed uitgeschakeld wilde worden door een burn-out, moest er iets wezenlijk veranderen. Ik was ontsteld: ik kon mijn carrière toch niet zomaar opgeven? Gelukkig was er bij mij op kantoor wel iets aan het veranderen. De jongere accountants en fiscalisten vonden een zestigurige werkweek niet meer vanzelfsprekend. Werkdruk en werktijden waren al een tijdje onderwerp van discussie. Misschien hoefde ik niet te stoppen met werken, misschien kon ik gewoon profiteren van de voorzichtig veranderende bedrijfscultuur.
Mond houden
Toen ik vertelde dat ik het iets rustiger aan wilde doen, reageerden mijn collega’s zoals ik had gehoopt. Ze hadden al nooit begrepen hoe ik het volhield, zeiden ze. Veel moeilijker vond ik het om het tegen mijn man te zeggen. JP is nog echt van de oude stempel en op zijn kantoor is er van een nieuwe wind geen sprake. Wie minder wil werken, neemt ontslag, zo simpel ligt het daar. En over mensen die die stap zetten, wordt heel denigrerend gedaan. Het idee dat mijn eigen man zo tegen mij zou doen, vond ik onverdraaglijk. Ik besloot daarom mijn mond te houden. Maar ik kon het dan moeilijk wél tegen de kinderen en de au pair zeggen. De tijd die ik voor mezelf nam, moest ik daarom buitenshuis doorbrengen. En dat kwam eigenlijk wel goed uit. De huisarts had tegen me gezegd dat ik moest zien te ontspannen, leuke dingen moest gaan doen, plezier maken. Ik moest dus iets vinden waar ik na mijn werk zou kunnen ontladen. Ik dacht in eerste instantie aan een sportschool of yoga. Het werd iets heel anders…
Hippe hakjes
Tijdens een lunch in het bedrijfsrestaurant viel mijn oog op de brochure van een salsadansschool. Dansen was nog geen moment in me opgekomen. Maar het klonk zo heerlijk frivool, ik werd er meteen vrolijk van. De lestijden waren ideaal: van zeven tot acht uur ’s avonds. Ik kon er direct vanuit mijn werk naartoe, dus thuis zou niemand het merken. Voordat ik me kon bedenken, schreef ik me in voor twee cursussen, bij twee verschillende leraren, op twee verschillende avonden. Het is de beste daad van mijn leven gebleken. Ik wist niets van salsamuziek, maar al bij de eerste klanken raakte ik betoverd. Wel duurde het even voordat mijn lichaam deed wat ik vanbinnen voelde. Al die jaren op een kantoorstoel hadden hun sporen nagelaten. Maar nadat ik wat zwierige jurkjes en een paar hippe hakjes had laten aanrukken, ging het al een stuk soepeler. Binnen enkele lessen draaide ik samen met de leraren – op dinsdag een sympathieke Cubaan van ongeveer mijn leeftijd en op donderdag een jonge, oogverblindend knappe Colombiaan – van de ene kant van de dansvloer naar de andere. Stralend en vol energie kwam ik na de lessen thuis. De kinderen wisten niet wat hen overkwam, zo hadden ze hun moeder nog nooit gezien – als ze me überhaupt al zagen na mijn werk. We knuffelden, stoeiden, lazen boekjes… Het werd vaak veel te laat voor ze, maar ja, we hadden wat dat betreft een boel in te halen.
Geheime minnaars
De salsa is inmiddels niet meer uit mijn leven weg te denken. Wanneer ik in mijn auto stap, zet ik meteen mijn salsa-playlist aan, als ik in een saaie vergadering zit, tik ik stiekem met mijn voeten mee met het liedje dat in mijn hoofd zit en tussen het rekenwerk door oefen ik steevast wat danspasjes op de wc. Tegenwoordig ga ik ook elke vrijdag naar een salsa-avond om mijn danspasjes op livemuziek in de praktijk te brengen – de vrijmibo geldt nog altijd als een acceptabel excuus. Heerlijk vind ik dat. Om danspartners zit ik nooit verlegen. Ben ik uitgedanst met de ene, dan pakt de volgende me al bij de hand. En ja, natuurlijk gaat het er soms zwoel aan toe. Wat wil je? De muziek, de temperatuur, de sensuele bewegingen, en dan zo’n soepel mannenlichaam… Dan is zoenen maar een heel kleine stap. Het voelt soms of ik een hele rits geheime minnaars heb.
Geregeld denk ik: wat als JP me zo zou zien? Hij zou zijn ogen niet kunnen geloven. Waarschijnlijk zou hij denken dat hij met een dubbelganger te maken heeft. De Annelies die hij kent is zo totaal anders dan de Annelies die met haar haren en heupen los over de dansvloer zwiert. De eerste Annelies past perfect bij hem, maar die tweede, dat weet ik zo net nog niet. Zolang ik nog niet weet wie de ware Annelies is, denk ik daar maar liever niet te lang over na…’
De namen in dit verhaal zijn omwille van de privacy gefingeerd.
Tekst: Marian de Schipper