Voor leuke 40+ vrouwen met stijl

Ruud Sondag: 'Ik heb meer met zwakkere dan met sterke mensen'

Hij wordt een echte puinruimer genoemd. Maar Ruud Sondag (61), interim-CEO Schiphol, is vooral begaan met de mensen op de werkvloer.

Ruud Sondag

Hij wordt een echte puinruimer, een troubleshooter, soms zelfs ‘autistische cowboy’, genoemd. Maar Ruud Sondag (61), interim-CEO Schiphol, is vooral begaan met de mensen op de werkvloer. ‘Ik werk graag met diegenen die wel wat hulp kunnen gebruiken.’

.

Nouveau's gasthoofdredacteur prinses Laurentien vroeg Cisca Dresselhuys hem te interviewen over de belangrijke mensen in zijn leven en zijn kantelpunten: ‘Ruud Sondag en ik kennen elkaar al 20 jaar. We delen waarden als gelijk- en menswaardigheid, nederigheid ten opzichte van onze missie en autonomie. Daarnaast heeft zijn persoonlijke verhaal mij altijd geïnspireerd.’

Ruud over zijn adoptie­moeder

Hij heeft twee moeders. De ene heeft hem geadopteerd en heel lang verzorgd, de andere heeft hem gebaard, maar afgestaan. Z’n echte moeder vindt hij de vrouw die hem uit het weeshuis haalde en tot haar dood van hem gehouden heeft.

Privéfoto

Jeanine van der Linden was een Zeeuws meisje, dat een moeilijke start had in het leven. Haar moeder overleed toen ze dertien was, haar vader kreeg een nieuwe vrouw, met wie Jeanine totaal niet overweg kon. Vader was loods en verdween aan het begin van de oorlog naar Engeland. De toen veertienjarige Jeanine wachtte zijn terugkeer niet af, stal haar paspoort uit de tas van haar stiefmoeder en vluchtte naar haar grootouders in België.

Twintig jaar en inmiddels terug in Nederland, ontmoette ze zeevaartscholier Henk Sondag op een bal in Vlissingen. Een paar jaar later trouwden ze. Niets leek een zonnige toekomst in de weg te staan, tot ze na tien jaar moesten concluderen dat ze geen kinderen konden krijgen.

‘Mijn moeder zei, dat ze beiden onvruchtbaar waren, maar ik heb daar zo mijn twijfels over. Volgens mij zei ze dat vooral om m’n vader te sparen. Die was namelijk heel erg gesteld op zijn mannelijkheid, een echte zeebonk. Begin jaren zestig kwamen ze via de huisarts in aanraking met het nonnenklooster annex weeshuis Moederheil in Breda, waar ongewenst zwangere meisjes van rooms-katholieke huize bevielen en hun kind afstonden.

Pas zag ik een tv-documentaire over dat weeshuis. Ik was er erg door van slag. Vrouwen die er hadden gewerkt, vertelden hoe meisjes daar in alle eenzaamheid bevielen, hoe hun kind onder een handdoek direct werd weggedragen, zodat ze er maar niets van zouden zien, hoe de baby’s met twaalf tegelijk in een box lagen en rustig werden gehouden via verdovende druppels in hun flesje.

Daar kwam ik dus vandaan. Mijn ouders hadden al een jongetje uit dat weeshuis geadopteerd. Omdat mijn gezondheid slecht was, leek het de huisarts een goed idee mij in hetzelfde gezin te plaatsen. Daardoor kreeg mijn moeder kort na elkaar twee problematische kinderen. Ik was echt een scharminkeltje, een ondervoed kind met zware bronchitis.

Privéfoto

De adoptie was een taboe in ons gezin. Pas toen ik acht jaar was, is het me verteld. Mijn broertje en ik zaten op onze knietjes voor de bank, waar onze ouders op zaten. Mama ging ons iets vertellen. Maar voordat ze dat kon doen, begon ze eigenlijk al te huilen.

Daar schrokken we erg van en dachten, dat er iets vreselijks aan de hand was. Toen hoorden we dus dat we geadopteerd waren. Door al die tranen dacht ik dat adoptie iets heel ergs was. Dat gevoel heb ik lang gehouden, eigenlijk tot het jaren later met therapie een plekje kreeg. Dat had ze echt anders moeten doen. Ze had moeten zeggen dat wij hun leven verrijkt hadden, dat ze heel blij waren met ons en ons voor geen goud meer wilden missen. Mijn broer was een moeilijke jongen, ik een tobberig kind dat altijd dacht: hoor ik er wel bij? En: doe ik het wel goed genoeg?

Privéfoto

Qua opvoeding stond m’n moeder er eigenlijk alleen voor. M’n vader, die net als z’n schoonvader loods was, zat vijf dagen achter elkaar op zee en had dan vier dagen vrij. Die vrije tijd zat hij voornamelijk op zijn boot; we hebben heel wat af gezeild in onze jonge jaren.

Ik weet nog dat m’n moeder op haar vijfenzestigste verjaardag zei: ‘Nu ga ik met pensioen, ik ga niet meer mee op die rotboot.’ Toen ging hij dus alleen. Mijn moeder had geen baan, het moederschap was alles wat ze wilde, daar gooide ze zich met hart en ziel in.

Ik had haar best nog iets anders gegund. Ze was een heel lieve, zorgzame vrouw, apetrots op alles wat ik bereikt heb. Ze adoreerde mijn vader, het was een heel close stel. Toen ze tachtig was, heeft ze nota bene nog een nier aan hem afgestaan, omdat hij aan ernstig nierfalen leed; ze was vast de oudste donor van Nederland.

Gelukkig heeft ze mijn leven en carrière voor een belangrijk deel meegemaakt. Mijn vader was ook wel trots op me, maar toch meer op mijn mooie huis in Frankrijk en m’n zakelijke successen.

Eigenlijk vermoedde ik al jong dat ik homoseksueel was, toch ben ik getrouwd en heb drie kinderen gekregen, met wie ik heel blij ben. In 2005 gingen mijn vrouw en ik uit elkaar. Gelukkig ben ik zowel met m’n ex als met de kinderen nog altijd heel close. Ruim na de scheiding ben ik uit de kast gekomen.

Mijn vader was erg geschokt. Als die Albert Mol op de tv zag, zei hij altijd ‘dat vieze homootje’, maar toen was mijn moeder een keer erg fiks. Nooit heb ik haar horen vloeken, maar toen zei ze: ‘Godverdorie Henk, óf je accepteert het óf we zien hem nooit meer.’

‘En zo zit het,’ voegde ik er aan toe. Overigens had zij altijd wel vermoed dat ik homo was, zei ze. Nou, daar had ze me dan wel wat eerder en wat beter mee kunnen helpen. Hoe dan ook, Jeanine is en blijft voor mij de kracht van m’n leven, absoluut.’

Ruud over zijn biologische moeder

Over z’n biologische moeder, die hij heeft leren kennen toen hij een dertiger was, kan hij kort zijn: ze wil best een rol in zijn leven spelen, maar hij mag niet verschijnen in het hare. Haar twee zoons uit een later huwelijk weten niets van zijn bestaan.

‘Ik ben weleens naar het Zeeuwse restaurant gereden waar een van hen werkte en heb hem daar van een afstandje bekeken. Nee, ik heb niets gezegd, dat is niet aan mij. Laatst liepen André en ik mijn biologische moeder tegen het lijf in Amsterdam. We groetten elkaar natuurlijk, maakten even een praatje, haar man begon een soort tralalagesprekje en daarna gingen we ons weegs. Heel raar natuurlijk.

Haar weigering me in haar leven toe te laten voelt voor mij eigenlijk als een tweede afwijzing en dat blijft pijnlijk. De eerste keer was ze een ongelukkig meisje van negentien dat ongewenst zwanger was, nu een vrouw van tachtig, goed van lijf en leden en helder van geest, maar nog altijd met een groot geheim en klaarblijkelijk door schaamte verteerd. Het ziet ernaar uit dat ze dit geheim meeneemt in haar graf. Afgewezen worden blijft mede daardoor een thema voor mij, het keert steeds weer terug in mijn leven, ook als volwassen en gelukkig mens.’

Ruud over zijn levensmissie

‘Die was en is het bestaan van minderbedeelden beter maken. Dat is echt de rode draad in mijn leven. Ik heb meer met zwakkere dan met sterke mensen, altijd gehad. Ik hou van werken met en voor mensen die wel wat hulp kunnen gebruiken. Nu ook weer als baas bij Schiphol. Daar kom ik schoonmakers tegen, bagagesjouwers en mensen die mindervaliden in een rolstoel naar het vliegtuig brengen, die voor een laag loon onder slechte arbeidsomstandigheden al jaren zijn uitgewoond, anders kan ik het niet noemen.

Dus vanaf de eerste dag dat ik bij Schiphol werk heb ik aan de verbetering van hun lonen en werkomstandigheden gewerkt. Zo heb ik betere toiletten en doucheruimtes laten maken, en kantines, die soms nog uit de jaren tachtig stamden, worden nu gemoderniseerd. Inder­daad, allemaal voor de werkers, alsof een fatsoenlijke wc in Nederland een sluitpost kan zijn omdat dat de kosten van de luchthaven verhoogt. Die manier van denken vind ik schandalig.

De werkers zijn voor mij altijd prioriteit nummer een geweest. In een vorige baan bij afvalverwerker Van Gansewinkel, dat zo’n vijfdui­zend chauffeurs in dienst heeft, heb ik me bijvoorbeeld erg ingespannen om al deze mannen, voor zover ze dat niet konden, te leren lezen en schrijven. Een aantal van hen kon het werk prima doen omdat ze de routes, die ze moesten rijden allemaal uit hun hoofd kenden, maar toen er computers in de vuilniswagens verschenen, dreigde het mis te lopen.

Zo ben ik in contact gekomen met prinses Laurentien en haar alfabetiseringsprogramma Lezen en Schrijven. We deden het als bedrijf natuurlijk niet geheel zonder eigen­belang, maar ik vond het toch vooral erg fijn om te horen hoe blij die mannen waren, toen ze eindelijk hun kleinkinderen konden voorlezen.’

Ruud over zijn kantelpunt

'Mijn belangrijkste kantelpunt was dat gesprekje op m’n achtste over m’n adoptie, toen mijn moeder zo vreselijk moest huilen. Omdat het op dat moment en geruime tijd erna voelde alsof ik er niet bijhoorde.

Privéfoto

Om ook een paar mooie kantel­punten te noemen: de geboorte van mijn drie kinderen en de ont­moeting met mijn man André. Hij is, net als ik, iemand met een huwelijk achter de rug en vader van twee kinderen. Wij stammen beiden uit de tijd dat uitkomen voor je homoseksualiteit niet bepaald voor de hand liggend was.

Ik leerde hem via internet kennen. Na vijf maanden mailen hebben we elkaar ontmoet in een Italiaans restaurant in Arnhem. Ik was op slag verliefd. Nou was ik dat eerlijk gezegd toch al door al dat mailen. We zijn inmiddels achttien jaar samen en officieel getrouwd.

Privéfoto

Wat ook zeker het vermelden waard is, is het feit, dat ik inmiddels heel goed contact heb met vijf halfbroers. Ook mijn biologische vader heeft later een aantal zoons gekregen. En die ken ik wél. Toen ik uitgezocht had wie hij was, heb ik hem een brief geschreven, waarop ik een akelig antwoord kreeg: hij ontkende dat ik zijn zoon was. Toen hij jaren later overleed, zag ik in zijn overlijdens­advertentie vijf zoons staan. Met een van hen heb ik contact gezocht. Ten overvloede hebben we nog een DNA-test gedaan en ja, we waren halfbroers. Met die broers heb ik nu een heel warme relatie. Wij hebben elkaar wél geaccepteerd, van harte zelfs.’

Ruud over zijn toekomst

‘In maart is mijn opdracht bij Schiphol afgelopen. Wat ik dan ga doen? Nog geen idee. Ik heb een aantal commissariaten, dus ik zit zeker niet zonder bezigheden, maar eerst gaan André en de laatste 450 kilometer van de Camino naar Santiago de Compostella lopen, het eerste, iets langere deel liepen we al in 2021. Daarna ben ik beschikbaar voor nieuwe lastige klussen. Ik ben een bedrijvenman en hou erg van ingewikkelde zaken. Nee, niet de politiek. Zet mij maar op zoiets als de Groningse aardbevingskwestie of de toeslagenaffaire.'

Wapenfeiten

Ruud Sondag (Breda, 1962) is jurist en zakenman. Na een rechtenstudie aan de Universiteit van Utrecht werkte hij achtereenvolgens bij Nedlloyd, Van Gansewinkel en Eneco. Verder was hij commissaris bij onder meer het Havenbedrijf Rotterdam, ProRail en veel familiebedrijven. Ook heeft hij een eigen investeringsbedrijf. Hij is tot maart 2024 interim-CEO van Schiphol. Hij is getrouwd met André Ekkelboom (1960). Samen hebben ze vijf kinderen uit vorige huwelijken en zes kleinkinderen. Ruud en André wonen in Amsterdam.

Interviews
  • Martin Dijkstra