Voor leuke 40+ vrouwen met stijl

Esmee (56): 'Ik stalk de man waar ik verliefd op ben'

'Op een gegeven moment móét ik gewoon weten wat hij aan het doen is'

esmee

Na een aantal veelbelovende dates krijgt Esmee (56) van Bram te horen dat hij een relatie met haar niet ziet zitten. Deze boodschap vindt ze onverteerbaar.

Verslaving

‘Het is een soort verslaving geworden. Elke dag neem ik me voor ermee op te houden, want ik weet zelf ook wel dat het niet goed voor me is, dat het funest is voor mijn gevoel van eigenwaarde en dat ik er ook nooit iets mee zal bereiken. Maar ik kan er geen weerstand aan bieden. Op een gegeven moment móét ik gewoon weten wat hij aan het doen is. Of hij thuis is, op z’n werk, op de sportschool, met vrienden – of... met een vriendin. Ik voel me een stalker.

Maar of ik dat technisch gezien ook ben, durf ik niet te zeggen. Ben je een stalker als degene die jij stalkt niet doorheeft dat hij wordt gestalkt? Het lijkt er in ieder geval op dat hij niets in de gaten heeft. Als we elkaar zogenaamd toevallig tegenkomen, zegt hij me altijd beleefd gedag. Geen spoor van achterdocht of irritatie, voor zover ik dat kan beoordelen. Maar ook geen spoor van verrassing of blijdschap, moet ik er eerlijk bij zeggen. Zo neutraal als een mens maar zijn kan – alsof er nooit iets tussen ons is voorgevallen, we elkaar nooit verliefd in de ogen hebben gekeken, nooit naakt en wellustig in elkaars armen hebben gelegen...

Is die onbewogen houding dan wellicht een teken dat hij wel degelijk weet dat ik hem achtervolg, maar hoopt dat het vanzelf overwaait als hij er geen aandacht aan schenkt? Dat zou best kunnen. Ik heb hem leren kennen als een diplomatiek persoon. Hij is absoluut niet iemand die de confrontatie zoekt. Misschien heeft hij wel medelijden met me en wil hij me niet vernederen – wat al een zeer vernederende gedachte is. Een vrouw waar je medelijden mee hebt, dat is wel het laatste dat ik wil zijn. En het zag er zo veelbelovend uit tussen Bram en mij. Omdat we allebei het nodige liefdesleed achter de rug hadden, waren onze eerste stappen heel behoedzaam. Wat mij daarbij hielp, was dat ik in eerste instantie niet bijzonder onder de indruk van hem was.

Ik vond hem ontzettend sympathiek en zeker niet onknap, maar mijn hormonen hielden zich opvallend rustig. Hij vond mij wel meteen mooi en aantrekkelijk. Daar was hij heel open over. Desondanks hield hij afstand. ‘Eerst wil ik zeker weten dat het echt klikt tussen ons. Ik heb geen zin meer in toestanden,’ zei hij. Ik knikte begrijpend. Aan toestanden had ik ook geen behoefte. Maar achteraf kan ik mezelf wel voor m’n kop slaan dat ik niet heb doorgevraagd. Wat voor toestanden bedoelde hij? Als hij dat toen had uitgelegd, had ik mijn hoofd erbij kunnen houden en wellicht nog kunnen bijsturen. Misschien waren we dan een echt stel geworden.

Te mooi om waar te zijn

Dit soort ‘wat-alsen’ en ‘had-ikmaars’ spoken nu voortdurend door mijn hoofd. De gedachte dat het zo mooi had kunnen zijn, wil me maar niet loslaten. Ik weet dat mijn kansen verkeken zijn, dat ik het moet accepteren en verder moet. Maar dat die belofte van het begin in de kiem is gesmoord, kan ik eigenlijk gewoon niet uitstaan. Had ik eindelijk een leuke man aan de haak, haakt hij af voordat het goed en wel iets is geworden. Dat is toch niet te verteren?

We zoenden pas op onze vijfde of zesde date. Ik was voor het eerst bij hem thuis. En alles wees erop dat dit de avond was waarop we een volgende stap zouden zetten. Het huis was schoon, opgeruimd en sfeervol verlicht, er stonden verse bloemen en brandende kaarsen op tafel, het eten was fantastisch, de wijnen bedwelmend... Hij nam het initiatief. Dat wil ik echt benadrukken. Hij begon met zoenen, ik niet. Ik heb nergens om gevraagd en niets geforceerd. Ik denk alleen dat hij niet voorbereid was op het effect van zijn kus. Voor hem was het een voorzichtige verkenning, voor mij ging er een wereld open. Het was zo’n fijne kus, ik kon het bijna niet geloven! Zacht, warm, intiem, ik wist niet dat het bestond. Ik realiseer me dat dit treurig klinkt, maar mijn ex-man, met wie ik twintig jaar samen ben geweest, was nu eenmaal niet zo goed in het uiten van genegenheid. Maar nu had ik dus iemand gevonden die dat wél kon.

Onraad

En hoe! In die halve minuut dat zijn kus duurde, schoten er allerlei romantische droombeelden als bliksemschichten door me heen. Bram en ik samen, verliefd en gelukkig, voor altijd. Natuurlijk reageerde mijn lichaam. Het verlangen kwam plotseling en hevig. Het was niet tegen te houden, ik stortte me bijna letterlijk op hem. Hij schrok ervan, dat merkte ik wel, en probeerde het weg te lachen, terwijl hij halfslachtige pogingen deed om mij van zich af te houden: ‘Ho ho, rustig aan, het was maar een kus.’ Maar hij was weerloos. Al snel was ook hij niet meer te houden. Met een gelukzalig gevoel werd ik de volgende ochtend wakker. De zon scheen, de vogeltjes zongen, de geur van vers gezette koffie drong de slaapkamer in. Ik rekte me nog eens uit en wachtte tot Bram met twee kopjes koffie – en misschien wel een lekker ontbijtje – naar boven kwam. Maar dat gebeurde niet. Ik rook onraad en trok het overhemd, dat ik de avond ervoor nog zo gretig van zijn lijf had gepeld, over mijn naakte lichaam aan en liep naar beneden.

Ik trof hem in de keuken, somber naar buiten starend. Ik probeerde nog een vrolijk ‘goedemorgen’, maar ik kreeg alleen een afwezig ‘hoi’. Ik raakte in paniek en slaagde er niet in dat te verbergen. ‘Wat is er? Is er iets gebeurd? Vond je het niet fijn? Heb ik iets verkeerd gedaan?’ Verschrikkelijk, zo afhankelijk ineens. Ja, ik heb last van verlatingsangst, dat zit er bij mij heel diep in, maar ik had me voorgenomen daar nu op een volwassen manier mee om te gaan, het probleem bij mezelf te houden en de ander daar niet mee lastig te vallen. Maar het was sowieso te laat. Hij had het die nacht al gevoeld. Dat bleek uit zijn uitleg.

Verlatingsangst

Hij had iets bij me gezien, vertelde hij, iets waar hij van was geschrokken. Niet iets geks, of iets waar ik me voor zou moeten schamen, maar wel iets waar ik misschien iets mee zou moeten doen. Hij had het over een bepaalde behoeftigheid die hem deed denken aan eerdere relaties. Dat benauwde hem. Hij wilde geen partner die hem het gevoel geeft dat haar geluk van hem afhankelijk is. Daar geloofde hij niet in. Hij zei het allemaal heel begripvol. En hij zei ook heel lieve dingen. Dat hij de seks geweldig had gevonden en dat hij me nu nog steeds heel aantrekkelijk vond, maar dat hij gewoon niet weer in dezelfde val wilde trappen. Ik begreep het wel – en ik begreep het niet. Als je het fijn hebt met een vrouw, dan laat je die toch niet gaan? We konden toch werken aan mijn verlatingsangst? Daar konden we toch wel uitkomen samen? ‘Nee, niet samen,’ zei hij toen beslist. ‘Dat moet jij zelf doen. En ik weet zeker dat je dan iemand tegenkomt met wie het wel gaat werken.’ Om de afwijzing draaglijk voor mezelf te maken, hield ik me vast aan de herinneringen aan de zoen en de seks en alle positieve dingen die hij tegen me had gezegd. Zo werd ik met terugwerkende kracht eigenlijk steeds verliefder op hem. Ik wist dat het niet handig van me was, maar ik vond het anders te pijnlijk, en vooral zo leeg. Als ik hem volledig uit mijn gedachten zou bannen, zou er helemaal niets meer zijn.

Het is een verliefdheid van het verbeten soort. Ja, soms doe ik mezelf aan Glenn Close in Fatal Attraction denken. Het is datzelfde onvermogen om los te laten, je verlies te accepteren. Maar zolang het blijft bij het – enigszins obsessief – checken van zijn social media en de wandelingetjes langs zijn kantoor, huis en/of sportschool maak ik me niet al te veel zorgen. Op een gegeven moment zal het slijten, daar vertrouw ik maar op.

De naam in dit artikel is gefingeerd.

Personality
  • Adobe Stock