Het valt nog niet mee om na ruim dertig jaar huwelijk weer op jezelf te wonen, ervaart Karin Kuijpers, die voor Nouveau maandelijks over haar nieuwe leven schrijft.
Met zoon Sam zit ik in Frankrijk in quarantaine. Een beetje geluk in barre tijden.
Zoon Sam wilde op wintersport: met drie vrienden naar Oostenrijk. Helaas zat het land door corona op slot. Er werd besloten uit te wijken naar onze familieboerderij in de Loire. Of ik ook meeging, ik was immers hun ‘gangsta mama’ met wie ze in hun puberteit vele zomers op die plek hadden doorgebracht.
Ik moest er even over nadenken. Zij gingen eerst. Door een stil Frankrijk, want COVID-19 - toch net het nummer van een snelweg - had de files tot zwijgen gebracht. De dag erna kondigde de Franse president Macron aan dat het land te kampen had met een dubbel aantal besmettingen en er radicale maatregelen zouden volgen.
Ik voelde de lockdown aankomen. Het was maandagochtend. De zon scheen op mijn appartement, zeshoog in het centrum van Rotterdam. Er leek niet veel aan de hand. Toch was ik ineens mijn koffers aan het pakken, mijn moeder aan het bellen - ‘Mam, ik ga naar La France’ - en de buren aan het vragen of ze mijn planten wilden verzorgen. Mijn intuïtie zei me ervandoor te gaan.
Twee uur later zat ik in de auto op weg naar de Loire. Het voelde een beetje als de vlucht van koningin Wilhelmina in WOII, maar ik troostte me met de gedachte dat COVID-19 een democratisch virus is, want het waart overal. En beter in de natuur dan op elkaar gepakt in de stad.
Het was druk op de weg, met Parijzenaars die net als ik naar hun buitenhuizen vluchtten. De dag erna, om twaalf uur, ging Frankrijk op slot. Alles voelde raar, maar we besloten er het beste van te maken, omdat het niet vaak voorkomt dat we bij elkaar zijn. Grote vuren bouwden we, met bier en bubbels. Van jerrycans, emmers met zand, loden pijpen en dikke takken knutselden we een fitnesscentrum. We haalden herinneringen op, bespraken de nieuwe wereld, verkenden de gitzwarte sterrenhemel zonder vliegtuigen en dansten indien nodig.
Na een week gingen de vrienden van Sam terug. Sam, die in de horeca bezig is met speciaalbier, zag het nut niet in van vertrekken. Alles lag immers plat. We vierden zijn 28ste verjaardag met een groot vuur en een vette sterrenhemel. Natuurlijk had hij liever in Rotterdam met zijn vrienden gefeest, maar COVID-19 bepaalde dat hij met zijn moeder op het Franse platteland was.
Eerlijk gezegd: ondanks alle angsten die over de wereld waaien en ook de Loire aandoen, was ik zo blij om met hem te zijn. In het normale leven zie ik hem weinig, nu kon ik weer even moederen of kon hij mij aansporen: ‘Mam, tijd om te sporten’. En dan hing ik weer aan een tak om een pull-up te leren. Moeder en zoon, het mag weer even. Is het heel raar om in barre tijden gelukkig te zijn?