Voor leuke 40+ vrouwen met stijl

Jojanne herstelde na 27 jaar het contact met haar familie: 'Ik voel me weer heel'

Jojanne (51) had zevenentwintig jaar geen contact met haar familie. Wat lang voelde als een bevrijding, begon na een tijd om te slaan in gemis.

familie kerst

Jojanne (51) had zevenentwintig jaar geen contact met haar familie. Wat lang voelde als een bevrijding, begon na een tijd om te slaan in gemis. Uiteindelijk ging ze het gesprek met haar ouders en zussen aan. Dit jaar viert ze kerstmis eindelijk weer met hen samen.

“Er is geen kerstmis voorbijgegaan waarbij ik ze niet, ondanks alles, gemist heb. Wat ik mezelf ook wijsmaakte, hoe ik mezelf ook voorhield dat ik mijn familie echt niet nodig had: diep in mijn hart leefde er een ander gevoel.

Een verlangen naar mijn moeder, die tijdens de feestdagen voor een heerlijk geurende keuken zorgde. Die er weliswaar als een dictator op stond dat wij kinderen meegingen naar de kerk, maar daarna ook zo straalde dat het aandoenlijk was.

Mijn vader, die zich met een boek afzijdig hield, maar zich met humor onverwacht in een gesprek kon mengen. Mijn tweelingzussen, die de boel uitgelaten aan elkaar kwebbelden.

Hoe vaak ik me ook een buitenstaander had gevoeld, ongezien en ongehoord, de vertrouwde sfeer die altijd aan kerstmis was verbonden, stond me toch nog altijd bij.

Dit jaar zal ik voor het eerst na zevenentwintig jaar weer bij hen aan tafel schuiven. Met Marco, mijn nieuwe liefde, die me steunde om het ‘zwarte gat’ in mijn ziel onder ogen te zien.

Ik ben daar zo blij om. Want hoe ik het ook geprobeerd heb, met je familie kun je het niet ‘uitmaken.’ Een breuk met een liefdespartner heelt, die met je familie blijft schrijnen. Pleisters op de wond, in de vorm van vrienden, waren voor mij niet afdoende. Pas nu er weer contact is, voel ik mij heel.

En dat terwijl het zo’n opluchting was toen ik op mijn vierentwintigste besloot de stekker eruit te trekken. Ik was alle moeizame ontmoetingen met mijn ouders en mijn zussen zo beu. Ik kon niet meer, wilde vrij ademhalen. Zijn wie ik was, wie ik écht was. En dat lukte alleen door hen volledig buiten te sluiten.

Al toen ik heel jong was, voelde ik me een buitenstaander in ons gezin. Ongewenst. Dat was ik ook. Mijn moeder heeft er nooit doekjes om gewonden dat ik niet gepland was.

Mijn zussen, een tweeling, waren nog maar acht maanden toen mijn moeder opnieuw zwanger bleek. Ze had haar handen vol aan haar jonge gezin en het laatste wat ze wilde, was nu al een kind erbij. Haar geloof hield haar van een abortus af, anders was ik er niet geweest.

Wat de komst van nog een ‘handenbindertje’ had kunnen verzachten, was een zoon: maar ik bleek ook nog ‘gewoon’ een meisje. Hoewel ik heus geloof dat ik, toen ik er eenmaal was, welkom was, en ze op hun manier van mij hielden, is het gevoel dat ik niet goed genoeg was, me met de paplepel ingegoten.

Als peuter al leerde ik mezelf aan om voor zo min mogelijk overlast te zorgen. Mijn zusjes waren heel druk, zaten vol kattenkwaad. Ik was juist een stil kind en heel zoet. Daarmee wist ik weliswaar vaak een aai over mijn bol te winnen, maar meer aandacht was er niet; die ging naar mijn zussen.

Dat gold ook voor de aandacht van buitenstaanders; mijn zussen waren zo mooi en leken zo op elkaar, dat alle ogen altijd op hen gericht waren. Zelfs op school was ik ‘het zusje van’.

Ik was onzeker en wilde het liefst onzichtbaar zijn. In de pauzes sloot ik me op in de wc. De juffen wisten dat, maar grepen niet in, zo ging dat toen nog. Mijn ouders moeten geweten hebben hoe teruggetrokken ik was, maar ook zij besteedden er geen aandacht aan.

Mijn vader was altijd druk, zijn spaarzame vrije tijd besteedde hij aan hobby’s. Mijn moeder kon ons gezin eigenlijk niet aan, had vaak migraine en andere klachten. De tweeling leed daar niet onder. Zij hadden elkaar. Mijn eenzaamheid zag niemand.

Op mijn zeventiende kwam de omslag. Ik kreeg een vriendje dat punk was en besloot zelf ook een punker te worden. Ik nam een hanenkam in felle kleuren, als een pauw die zijn staart uitslaat om op te vallen.

Thuis werd ik rebels, lapte alle regels aan mijn laars. Heerlijk was het, om me zo te verzetten. Hoe bozer mijn vader werd en hoe wanhopiger mijn moeder, hoe beter ik me voelde.

Al snel liepen de ruzies zo hoog op, dat ik dreigde uit huis te gaan. Mijn ouders lieten me vertrekken; ik weet nu dat ze niet wisten wat ze met me aan moesten, maar toen zag ik het als hoogverraad. Ik was ervan overtuigd dat ze voor mijn zussen veel meer moeite zouden hebben gedaan.

Een paar jaar lang leefde ik erop los, deed alles wat God verboden heeft. Mijn ouders zag ik zelden, als ik ze bezocht liep het vaak op schelden uit. Eenmaal heb ik een steen door hun ruit gegooid. Ja, ik was flink de weg kwijt.

Toen ik na een paar jaar weer bij zinnen kwam, een andere relatie kreeg en zelfs mijn studie weer oppikte, heb ik geprobeerd toenadering te zoeken. ‘Het blijft toch je familie,’ zei mijn toenmalige vriend, later mijn echtgenoot.

Maar er was te veel kapot. Zij namen mij mijn gedrag van de laatste jaren kwalijk, bij mij was er nog te veel sluimerende woede over alle jaren ervoor.

Inderdaad, ik was uit de bocht gevlogen, maar ik wilde in wezen simpelweg gezien worden, als een klein kind dat negatieve aandacht vraagt. Mijn ouders snapten dat niet. Ieder bezoek aan hen was een kwelling. Ik voelde me telkens weer een nul.

Door een bizarre samenloop van omstandigheden besloot ik er een punt achter te zetten. Ik was zwanger en wilde dat opgetogen vertellen. Maar net voordat ik mijn mond kon opendoen, vertelde een van mijn tweelingzussen dat zíj in verwachting was.

Mijn moeder stond te juichen, mijn vader ook; en ik sloeg dicht. Ik wíst gewoon dat ze bij mij nooit zo enthousiast zouden zijn geweest, en zeker nu niet meer.

Zonder iets te zeggen, ben ik vertrokken en heb thuis dagenlang gehuild. En ik besloot de deur dicht te gooien. Wat voelde die beslissing fijn. Ik was eindelijk vrij!

Een van mijn zussen heeft een paar keer geprobeerd te bemiddelen, maar ik stond er niet voor open. Jarenlang voelde dat goed.

Heel soms knaagde het, met kerst bijvoorbeeld. Maar dan hield ik mezelf voor dat dat alleen kwam door alle beelden van gelukkige gezinnetjes die je in die periode worden voorgeschoteld.

Want meestal was ik gelukkig. Ik ontwikkelde mezelf tot een sterke, zelfstandige en zelfbewuste vrouw en was ervan overtuigd dat dat met mijn familie om mij heen nooit gelukt was.

Een paar jaar geleden kwam mijn leven plotseling op scherp te staan. Mijn jongste dochter, toen zestien, wilde op zichzelf gaan wonen en uitte verwoestende verwijten.

Verwijten die ik nooit had zien aankomen. Mijn doel was altijd geweest om het beter te doen dan mijn ouders. Ik dacht ook dat ik daarin geslaagd was, maar nu moest ik inzien dat ik hier en daar toch steken had laten vallen. Onbewust, omdat een moeder nu eenmaal fouten maakt.

Dat bracht aan het twijfelen. Ik had beschadigingen opgelopen in mijn jeugd, zeker, maar in hoeverre was dat kwade opzet van mijn ouders geweest? Was mijn totale afwijzing niet te hard?

Mijn huwelijk overleefde de zware crisis met mijn dochter niet. Ik ging door een diep dal, waar Marco, mijn nieuwe geliefde, mij uithielp. We bespraken mijn hele leven, alles kwam opnieuw voorbij. En ik merkte dat ik het gebeurde in een ander perspectief begon te zien.

Begin dit jaar belde ik mijn moeder. Ze begon te huilen toen ze me hoorde. ‘Kindje toch,’ zei ze. Ik was inmiddels vijftig, maar haar uitroep raakte me zo, dat ook ik brak.

Ik heb eerst met haar afgesproken. Zij was zo blij me te zien. Mijn uitleg over vroeger hoorde ze welwillend aan. Maar ik merkte dat ze er totaal geen antwoord op had. Dat deed even pijn, maar ik was allang blij dat ik in alle rust mijn verhaal mocht doen. Ik voelde: ik heb het niet nodig dat zij mijn beleving bevestigt of ‘schuld’ bekent. Als ik het maar mag uiten.

Met mijn zussen, met wie het contact vroeger heel matig en oppervlakkig was, heb ik alles wel goed kunnen uitpraten. Zij beseffen hoe ze me altijd hebben buitengesloten. Nu ontvingen ze mij met open armen.

Een band zoals zij die samen hebben, zal ik nooit met ze krijgen, maar dat geeft niet. Af en toe een hartverwarmend belletje is al goed.

Met mijn vader is het verleden onbesproken gebleven. Toen ik hem weer zag, zei hij: ‘Ik heb alles al van je moeder gehoord,’ schonk me een glas wijn in en begon over zijn vrijwilligersbaan.

Vroeger had mij dat meteen een afgewezen gevoel bezorgd, nu kan ik het hebben. Ik weet dat ik goed ben zoals ik ben. En gelukkig maar, want ik heb dit jaar wel gemerkt hoe sterk oude patronen zijn. Het gevoel er niet bij te horen overvalt me nog wel eens, en dat er niet echt aandacht voor mij is ook. Maar ik laat dat meteen van me afglijden en ben blij met wat mijn ouders me wél kunnen bieden: een hartelijke glimlach, een warme kop soep, cadeaus voor mijn kinderen.

En dit jaar schuif ik dus weer aan bij ze, bij het kerstdiner. Met Marco en mijn jongste dochter, met wie het contact tegenwoordig weer veel beter is.

Dat ook zij meegaat, vind ik fijn; door haar kan ik de tekortkomingen van mijn ouders extra relativeren. Geen enkele ouder is perfect. En hoewel ongetwijfeld bij vlagen dat oude gevoel van eenzaamheid weer de kop op zal steken, denk ik dat er een ander gevoel zal overheersen als ik daar zit met kerst en de tafel rondkijk: het gevoel dat ik er wel degelijk mag zijn en onderdeel ben van een familie.”

Elke week het laatste nieuws ontvangen in je mailbox? Het beste van Nouveau.nl, Máxima en cultuur voor leuke vrouwen met stijl. Schrijf je in

Openhartig
  • Getty Images