'Wat hang jij nu ineens de rouwende weduwe uit?'
Na 28 jaar huwelijk zag Jessica (64) met lede ogen aan hoe Robert haar verliet voor een ander. Pas toen Robert ongeneeslijk ziek bleek, zagen ze beiden in dat ze daarmee de grootste fout van hun leven hadden begaan.
‘Robert is vorig jaar in het voorjaar gestorven. Sindsdien ga ik elke woensdag naar zijn graf en leg dan een bloem neer. Het is een gewoonte die uit ons huwelijk stamt. Als we elkaar iets speciaals tegen elkaar wilden zeggen, deden we dat door middel van bloemen. Robert en ik wisten na 28 jaar huwelijk precies waar iedere bloem voor stond. Het troost mij om die taal weer te spreken. Bovendien is het voor mij de ideale manier om zichtbaar, maar toch in het geheim te rouwen. De enkele keer dat Saskia het graf van haar man zal bezoeken, vraagt ze zich misschien af waar die bloemen vandaan komen, maar wie ze daar heeft neergelegd en waarom, zal ze nooit weten.
'Ik draaide mijzelf en de buitenwereld effectief een rad voor ogen'
Het is misschien raar om te zeggen, maar ik vind het fijn om om Robert te rouwen. Eindelijk kan het. Heel lang heb ik gedaan alsof er niets te rouwen viel. Ik draaide mijzelf en de buitenwereld effectief een rad voor ogen. “Zo gaan die dingen toch gewoon,” hoorde ik mezelf soms zeggen. “Niets is voor eeuwig. Als je zolang samen bent, is het onvermijdelijk dat er dingen gebeuren die je huwelijk ondermijnen. En soms zijn die dingen onomkeerbaar, zoals bij ons. En ja, dan is er nog maar één optie: een scheiding. Jammer, verdrietig, maar niet onoverkomelijk. Kijk maar naar onze oude vrienden. De stellen die nog samen zijn, zijn op één hand te tellen. En zijn ze daar allemaal zoveel ongelukkiger van geworden? Nee toch?”
Dat alles zwaarder voelde, dat ik nooit meer ongeremd vrolijk was of me enorm kon verheugen op een feestje of vakantie, accepteerde ik, hoe treurig, als iets wat nu eenmaal bij het ouder worden hoort. Plotselinge huilbuien, onverklaarbare boosheid en aanvallen van hoofdpijn weet ik aan de overgang. Stel je voor dat ik me had moeten afvragen of er niet iets anders aan de hand was…
Ik zie nu in dat mijn houding pure zelfbescherming was. Want wat als ik aan mezelf had toegegeven dat mijn leven zonder Robert geen kleur meer had? Aan de andere kant, de ontkenning ervan heeft mij misschien nog wel meer schade berokkend. En Robert ook…
'Hij was met Saskia en hun twee kinderen aan de andere kant van het land gaan wonen'
Het moment dat Robert mij eind 2018 ineens belde, staat voorgoed in mijn geheugen gegrift. We hadden elkaar al jaren niet meer gesproken of gezien. Hij was met Saskia en hun twee kinderen aan de andere kant van het land gaan wonen en de enige gelegenheden waar we elkaar zouden kunnen treffen, waren de verjaardagen van onze dochters en kleinkinderen, maar dat hadden we, bewust of onbewust, al heel lang weten te vermijden. Maar toen ik de telefoon opnam en zijn uit miljoenen herkenbare stem hoorde, was het net of we gisteren nog samen hadden gegeten en vanochtend samen waren opgestaan.
'Toen wij elkaar zagen, kregen we in eerste instantie geen woord over onze lippen'
Het enige wat niet vertrouwd was, was de urgentie die door zijn rustig uitgesproken woorden heen klonk. Hij wilde met me afspreken, diezelfde week nog, in het bos waar we vroeger altijd gingen wandelen. Ik twijfelde geen seconde en stemde in hem de volgende ochtend bij de vijver te treffen. Toen wij elkaar zagen, kregen we in eerste instantie geen woord over onze lippen. Omdat we toch iets moesten, omhelsden we elkaar lang en innig. Stomverbaasd was ik. Over de vanzelfsprekendheid van deze handeling, die we niet meer hadden verricht sinds hij had bekend verliefd te zijn op Saskia, en over het gevoel van thuiskomen dat ik in zijn armen ervoer. Nadat ik me had losgemaakt, zag ik dat hij huilde. Ik zag ook dat hij een vreemde gelaatskleur had en sterk was vermagerd. Robert knikte. “Ja, ik ben ziek”, zei hij. “Ik heb het de kinderen nog niet verteld, ik wilde eerst jou spreken.”
Hij bleek nog maar een paar maanden te hebben. Die tijd wilde hij benutten om iets recht te zetten.
“Te beginnen met jou,” zei hij, terwijl hij een bosje vergeet-me-nietjes tevoorschijn toverde.
“Hoe bedoel je?” vroeg ik. Met grote ogen staarde ik naar de blauwe bloemetjes, het symbool van ware, onverwoestbare liefde. Hoe vaak hadden die wel niet bij ons op tafel gestaan…
'Mijn grootste fout, liefste Jessica, was dat ik jou heb laten geloven dat ik niet meer van je hield'
“Jessica…”, de manier waarop hij mijn nam uitsprak was een volgende voltreffer in de muur die ik vijftien jaar eerder om me heen had opgetrokken, “ik heb een verschrikkelijke, onvergefelijke fout gemaakt. Ik heb het niet over die verliefdheid. Die overkwam me. Ik heb het ook niet over die zwangerschap. Misschien voelde die toen wel als een fout, maar mijn zoon nu een fout noemen, zou ook onvergefelijk zijn. Nee, mijn grootste fout, liefste Jessica, was dat ik jou heb laten geloven dat ik niet meer van je hield.”
Bam! Die kwam recht mijn hart binnen.
Terwijl ik probeerde te verwerken wat hij had gezegd, keek ik hem aan. “Nee, Robert,” zei ik uiteindelijk, “zo was het niet. Niet helemaal tenminste. Ik ben even schuldig als jij. Ik heb jou ook laten geloven dat ik niet meer van jou hield.”
'Waren we zo arrogant dat we er zelfs in dat diepe dal nog vanuit gingen dat onze liefde alles zou overwinnen?'
Dat de waarheid zo simpel kan zijn. We stonden er allebei van te kijken. Waarom hadden we toen toch zo moeilijk gedaan? Was het gekrenkte trots? Was het de verwarring van het moment? Of waren we zo arrogant dat we er zelfs in dat diepe dal nog vanuit gingen dat onze liefde alles zou overwinnen? We wisten het niet. Feit was dat we elkaar waren kwijtgeraakt en dat het intense verdriet daarover al vijftien jaar aan ons vrat. Met zijn ziekte was dat besef bij Robert eindelijk gekomen. Na het horen van zijn diagnose had hij geen enkele behoefte gevoeld troost of steun bij Saskia te zoeken. “Ik wilde alleen maar naar jou toe. Het was alsof ik op een gure, winterse dag door de polder fietste met maar één doel voor ogen: thuis.”
'Mijn gedachten waren lang niet zo helder en positief geweest'
Na deze ontmoeting voelde ik me een ander mens. Het was hartje winter, maar alles leek verlicht. Ook in mijn hoofd scheen de zon. Mijn gedachten waren lang niet zo helder en positief geweest. Natuurlijk voelde ik ook verdriet. Over de stommiteiten die we in het verleden hadden begaan en over de ziekte van Robert. Maar ik was ook intens dankbaar. Robert en ik hadden elkaar teruggevonden! Ik vond het een wonder.
'Een overtuigender bewijs van zijn liefde voor mij had hij niet kunnen geven'
We hebben elkaar nog een paar keer gezien, telkens in ‘ons’ bos. We wandelden hand in hand en praatten aan één stuk door. Net als vroeger hadden we elkaar zó veel te vertellen. Over de naderende dood spraken we zo lang mogelijk niet - totdat duidelijk was dat Robert de autorit niet nog een keer zou kunnen maken. Ineens zei hij: “Ik word bij mijn ouders begraven. Dan zullen we straks altijd samen zijn.” Een overtuigender bewijs van zijn liefde voor mij had hij niet kunnen geven. We hadden dit jaren geleden samen bedacht. Hij wilde begraven worden, ik gecremeerd. Hij had zijn plekje in het familiegraf al gereserveerd. De urn met mijn as zou daar bovenop worden geplaatst.
Robert wilde onze ontmoetingen voorlopig tussen ons houden. Dat wij jarenlang pijn hadden geleden, hoefde niet te betekenen dat wij anderen nu pijn moesten doen. Ik was het daar mee eens, maar zei dat ik het te zijner tijd wel aan Anne en Maaike wilde vertellen. Niet alleen vanwege die urn, “maar ook om de herinneringen aan hun vader te zuiveren.”
'Vanaf het grindpad stonden mijn twee dochters bevreemd naar me te kijken'
Dat moment kwam sneller dan verwacht. Op de dag dat Robert jarig zou zijn geweest, wilde ik net een bosje vergeet-mij-nietjes op zijn graf neerleggen toen ik de cynische stem van Maaike hoorde: “Mam, wat hang jij nu ineens de rouwende weduwe uit?” Ik draaide me om. Vanaf het grindpad stonden mijn twee dochters bevreemd naar me te kijken.
Onwillekeurig moest ik lachen. Natuurlijk begrepen ze het niet. In hun ogen waren Robert en ik een gescheiden stel zoals zoveel anderen stellen. Hij had mij verlaten voor een ander en ik was verder gegaan met mijn leven. Punt.
“Ik geloof dat ik jullie iets uit te leggen heb”, zei ik. “Komen jullie straks even thee drinken?”
Aan de keukentafel vertelde ik Maaike en Anne over de diepe liefde die Robert en ik al sinds ons achttiende voor elkaar hadden gevoeld en over de crisis die desondanks was uitgebroken. Ik was voor het eerst eerlijk over hoe ik de jaren erna had ervaren en kwam tenslotte uit bij het telefoontje van Robert dat de ommekeer had betekend. Terwijl ik sprak, zag ik mijn dochters voor mijn ogen veranderen. Hun schouders ontspanden, de scepsis in hun ogen maakte plaats voor zachtheid en toen ik klaar was met vertellen zat Anne met een arm om me heen en lagen mijn handen in die van Maaike.
We bleven een tijdje zo zitten.
'Mijn rouw is zo veelkleurig als een veldboeket en doordrenkt van dankbaarheid en liefde'
“Ik hang dus niet de rouwende weduwe uit”, doorbrak ik uiteindelijk de stilte, met een knipoog naar Maaike. “Het is eigenlijk het tegenovergestelde. Ik rouw wel, maar mijn rouw is niet zwart. Mijn rouw is zo veelkleurig als een veldboeket en doordrenkt van dankbaarheid en liefde. Bovendien voel ik me absoluut geen weduwe. Want ook al is hij dood, ik heb mijn man terug.”’
Foto (c) Getty Images
Elke week het laatste nieuws ontvangen in je mailbox? Het beste van Nouveau.nl, Máxima en cultuur voor leuke vrouwen met stijl. Schrijf je in