Voor leuke 40+ vrouwen met stijl

Mariska (58): 'Zijn geloof staat tussen ons in'

Mariska (58) was jarenlang gelukkig met Jan. Maar terwijl zij hun gemeenschappelijke geloof juist is gaan relativeren, preekt hij tot haar afschuw steeds vaker hel en verdoemenis.

Mariska

‘Veranderen doen we allemaal. Ik ben ook niet meer dezelfde als dertig jaar geleden. Dat is iets wat je gewoon van elkaar hebt te accepteren. Maar als ik de Jan van nu vergelijk met de jongen met wie ik getrouwd ben, kan ik me haast niet voorstellen dat het om één en dezelfde persoon gaat.

Schoonvader

Hij lijkt inmiddels zijn vader wel, die zwaar gelovige man die mij maar een verdorven vrouw vond. Dat zei hij natuurlijk nooit met zoveel woorden, maar ik merkte aan alles hoe hij over mij dacht. Ik was bang voor mijn schoonvader. Die priemende blik, de harde oordelen. Ik probeerde luchtigjes met hem om te gaan, maar intussen was ik er wel altijd mee bezig dat er op mijn kleding, gedrag en woorden niets aan te merken viel.

Dat ik jaren op eieren had gelopen, realiseerde ik me pas goed nadat hij was overleden. Het was alsof ik was bevrijd van een te strakke riem of halsketting. Ik kon weer ademen. Des te wranger is het dat het nu van voren af aan lijkt te beginnen. Dat had ik zo niet zien aankomen. Jans vader was een man uit een ander tijdperk, een vooroorlogse gereformeerde. Die werden toch niet meer gemaakt? Nou, ik kan je vertellen dat mijn Jan hard op weg is om het tegendeel te bewijzen. Eerst moest ik er een beetje om lachen. Zoals hij soms praat, zo streng en bestraffend, met de woorden ‘goddeloos’, ‘heidens’ en ‘hel en verdoemenis’ op repeat.

Overeenkomsten en verschillen

En dan met dat opgeheven vingertje, als een ouderwetse dominee op de kansel. Het lijkt wel een act. Dat kon mijn vriendelijke, zachte man toch niet menen? Helaas weet ik nu dat hij op zulke momenten bloedserieus is. Huiveringwekkend serieus... En we waren zo’n goede match. Na een studie, een paar hectische banen en diverse pogingen tot een relatie in Amsterdam – het ‘sodom en gomorra van Nederland,’ volgens mijn schoonvader – vond ik het heel fijn om met een vertrouwd iemand te zijn. Ik vond het geweldig in Amsterdam, daar niet van, maar ik voelde me er toch best vaak alleen, ondanks mijn leuke vriendengroep. Het was een soort heimwee.

Jan en ik liepen elkaar tegen het lijf op een buurtbarbecue in het dorp. Ik was die dag toevallig bij mijn ouders en zij hadden me overgehaald om met hen mee te gaan. Zodra ik met Jan in gesprek raakte, had ik dat gevoel dat ik in de stad nooit had kunnen vinden en onbewust had gemist: het thuisgevoel. Jan en ik komen uit hetzelfde dorp, dezelfde buurt zelfs, gingen naar dezelfde basisschool en naar dezelfde kerk. Onze ouders kenden elkaar en we hadden gemeenschappelijke vrienden en kennissen. Toen we verkering kregen, hadden we nauwelijks iets te overbruggen, dachten we, onze werelden sloten vrijwel naadloos op elkaar aan.

'Alleen mijn schoonvader had er een hard hoofd in. Die zag de duivel in de verschillen...'

Natuurlijk was er mijn episode in de stad, waar ik niet alleen een universiteitsdiploma, maar ook een paar vriendschappen voor het leven aan had overgehouden. Jan was het dorp nooit uitgeweest. Tijdens en nog jaren na zijn opleiding was hij thuis blijven wonen. Zo had hij goed kunnen sparen en al een huis kunnen kopen. Er waren ook verschillen in onze achtergrond. Jan kwam uit een groot gezin met zeven kinderen, ik had alleen een zus. Mijn ouders werkten allebei buiten de deur – mijn vader als middelbareschooldocent, mijn moeder als invaljuf –, zíjn moeder zorgde voor de kinderen en het huishouden. Maar voor mij en Jan waren onze verschillen verwaarloosbaar. Het waren de overeenkomsten die telden en ons huwelijk tot een succes zouden maken. Alleen mijn schoonvader had er een hard hoofd in. Die zag de duivel in de verschillen... Hem achteraf gelijk geven zou gek zijn.

Goede relatie

Vijfentwintig jaar lang liep onze relatie op rolletjes. We hebben fantastische tijden gekend en drie mooie kinderen op de wereld gezet. Dan mag je toch wel over een succes spreken? Desondanks zijn we elkaar op één, naar nu blijkt essentieel vlak kwijtgeraakt. En dat is onze geloofsbeleving. Het kan best zijn dat we er vroeger ook al heel verschillend in stonden, maar dat is lastig te achterhalen omdat we het er toen nooit echt over hebben gehad. Het enige wat ik wist, is dat Jan ook vond dat zijn vader erg streng in de leer was en dat hij het benauwd kreeg van de godsdienstige rituelen die zijn vader hardnekkig in ere hield, zoals het lezen uit de Bijbel na het eten en de gebeden die er voor en na de maaltijden moesten worden uitgesproken. Hierdoor ben ik er automatisch van uitgegaan dat hij er net zo in stond als ik.

Voor mij is de kerk een veilige haven, een plek waar ik tot rust kom en me geborgen voel. Onze kerk is een van de weinige gebouwen in het dorp dat exact hetzelfde is gebleven als vijftig jaar geleden. Het gebrandschilderde raam waar ik als kind elke preek nieuwe kleuren en vormen in zag, de ouderlingenbanken voorin, waarop de meest toegewijde leden van de gemeente plaatsnemen – of de leden die de schijn van toewijding willen ophouden. De kansel, met dat enge smalle wenteltrapje waarop menig voorganger weleens een treetje mist. De kerk is voor mij de schakel tussen nu en vroeger en tussen mij en mijn overleden ouders. In de kerk voel ik hun aanwezigheid en dat is een heerlijk gevoel. Maar verder dan dat gaat mijn spirituele ervaring eerlijk gezegd niet.

Ik geloof gewoon niet meer zo in het geloof. Iets geloven wat je niet kan zien of weten, zou een deugd zijn. Maar als je weet dat mensen overal ter wereld in andere dingen geloven, dan is het toch onmogelijk vol te houden dat nu net jouw splintergemeenschapje weet hoe de vork in de steel zit? Waarom kunnen we niet gewoon het niet-weten omarmen?

Elastische geest

Waar ik overigens wel in geloof, is samenzijn en verbinding, elkaar steunen en helpen. En dat gebeurt gelukkig volop in onze gemeente, dus ook om die reden maak ik elke zondag weer die gang naar de kerk. Ik vind het heel logisch dat ik anders tegen het geloof aan ben gaan kijken. Als kind slik je alles voor zoete koek, maar als je ouder wordt, word je je bewuster van wat je hebt meegekregen en ga je kijken of dat nog wel in overeenstemming is met de tijd waarin je leeft en met de persoon die je wil zijn. Maar op de een of andere manier beschikt Jan niet over die elastische geest.

Waar ik een heel proces heb doorgemaakt en buiten de kaders van mijn jeugd ben uitgekomen, lijken zijn kaders steeds kleiner te zijn geworden. Hij is teruggekeerd naar wat hij ooit heeft geleerd en houdt zich daar krampachtig aan vast. Daar vragen bij stellen, vindt hij oneerbiedig. Het geloof is in zijn optiek iets absoluuts. Alles wat daar niet mee strookt, is onwaar of slecht.

'Hoe kon ik God, de Bijbel en de kerk zo verloochenen?!'

Dat er een diepe, onoverbrugbare kloof tussen ons is ontstaan, ontdekte ik toen ik hem vertelde over de scheiding van een van mijn beste studievriendinnen. Ze was lang met een man samen geweest, maar had hem verlaten toen ze verliefd was geworden op een vrouw. ‘Nou, die hoeft hier dus nooit meer een voet over de vloer te zeggen,’ zei hij grimmig. ‘Hoezo!?’ riep ik. Als ik toen nog ergens het idee zou hebben gehad dat hij het allemaal niet zo meende, dan was ik daar na de preek die daarop volgde voorgoed van genezen. Ik was zó boos op hem. Ik verweet hem godsdienstwaanzin. Hij op zijn beurt noemde mij een afvallige.

Hoe kon ik God, de Bijbel en de kerk zo verloochenen?! Sindsdien houd ik me gedeisd. Ik voel zo’n weerzin tegen die preken dat ik er alles voor over heb om ze te voorkomen. Ik weet precies welke onderwerpen veilig zijn en welke ik beter kan vermijden. Gelukkig lukt het me meestal wel om onze gesprekken in veilige banen te leiden. Maar of het de energie waard is die me dat kost, is een vraag die voor mij steeds nijpender wordt. ●

De namen in dit artikel zijn gefingeerd.