/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F04%2FBSlus1zFyXopCT1743506055.jpg)
In deze aflevering van de serie Wat ik altijd nog aan mijn ouders had willen vragen Marijke Helwegen (76), mediapersoonlijkheid en uithangbord van de cosmetische chirurgie. Tegenwoordig is zij ombudsvrouw bij de Baarnsche Courant, waarvoor zij een aantal rubrieken verzorgt, waaronder Dier van de maand. Als ombudsvrouw behandelt ze klachten van bewoners over bijvoorbeeld onveilige situaties in haar woonplaats Baarn. Deze kaart ze vervolgens aan bij de verantwoordelijke wethouder.
Vader
Aan haar vader heeft Marijke Helwegen geen vragen meer te stellen, maar aan haar moeder des te meer. ‘Toen ik geboren werd, was mijn moeder achtentwintig en mijn vader achtendertig. Hij had al een zoontje van drie uit een eerder huwelijk. Zijn eerste vrouw was in het kraambed gestorven, waarna dat jongetje – hij heette Naud – grotendeels was opgevoed door zijn oma. En toen kreeg Naud dus een tweede moeder, die nog twee kinderen zou krijgen: mij en mijn broertje Richard, haar lievelingetje. Naud was een splijtzwam in het huwelijk, een dissonant. Dat kwam vooral doordat mijn moeder heel kritisch op hem was. Hij was een bangelijk kind, dat veel huilde, en dat irriteerde haar heel erg. Hij was bang voor honden, bang voor een zoemende bij, eigenlijk bang voor alle dieren. Mijn moeder was totaal niet bang, voor niets en niemand. Ze hield van stoere jongens en mannen in het genre Gregory Peck.’
Hoog in de bol
‘En dan was er nog iets: mijn moeder had een obsessie met slank zijn. Ze was zelf heel slank en had de vaste overtuiging dat je slank moest zijn om mee te tellen in de wereld. Dus was ze heel streng op eten, vooral op hoeveel er gegeten werd. Ze kookte graag en goed, maar daar moest gepast gebruik van worden gemaakt. Nu had mijn halfbroertje één hobby en dat was eten; hij schepte zichzelf makkelijk twee of drie keer op. Dat vond m’n moeder vreselijk en daar zeurde ze dan ook steeds over, terwijl mijn vader zei: ‘Netty, laat die jongen toch.’ Naud was trouwens helemaal niet dik, maar gewoon een slank kind, dus daar ging het niet om. Ach, dat kind was gewoon een blok aan haar been. Dat ik twintig jaar anorexia heb gehad, verklaar ik deels toch wel uit die gespannen maaltijden en mijn moeders eeuwige gevit over teveel eten.
'De pastoor mocht haar niet. Dat zegt wel wat, denk ik'
Of mijn ouders gelukkig waren samen? Mwah, ik denk het wel, maar zij was alleen maar echtgenote, terwijl ze het hoog in de bol had. Ze kon haar ei niet kwijt, ze had zoveel meer gekund en gewild. Na haar trouwdag heeft ze nooit meer een baan gehad. Ze was wel wat gefrustreerd, haar leven was eigenlijk te kneuterig voor haar. Tijdens de oorlog had ze een paar jaar als kindermeisje – zijzelf noemde dat ‘gouvernante’ – gewerkt in een adellijk gezin in Den Haag. Daar kwamen allerlei bekende mensen over de vloer. Ik denk dat ze dat heerlijk vond. Die voorkeur voor bekende mensen bleef ze houden. Ze genoot van mensen die het ver geschopt hadden en vond het dus heel fijn als Toon Hermans of voetballer Faas Wilkes bij ons thuis op bezoek kwamen. Ze zag er dan altijd prachtig uit: gelakte nagels, vuurrood gestifte lippen. De pastoor mocht haar niet. Dat zegt wel wat, denk ik.’
Ambitieus, zenuwachtig en ijdel
‘Op mijn vijftiende werd ik opeens heel dwars en onaardig tegen m’n moeder. Ik at niet meer. Het voelde als een doodsteek toen een goede vriendin me van de een op de andere dag in de steek liet, me afwees, zomaar, zonder enige verklaring. Zij zat op het lyceum en ik op de mulo, want ik was gezakt voor dat lyceum. Die afwijzing heeft me jarenlang heel veel pijn en verdriet bezorgd. Maar de band met mijn moeder was niet zo goed dat ik daarover met haar kon praten. Ik reageerde me af op haar, werd heel onaangenaam en sloot me vaak op in mijn kamer. Niemand begreep het. Nu heb ik daar veel spijt van, want het is nooit uitgesproken.
'Andere meisjes gingen in die tijd gezellig met hun moeder naar de markt. Wij deden dat nooit'
Later werd ze dement en ze kreeg afasie. Toen was er geen gesprek meer mogelijk. Was ik toen maar liever voor haar geweest. Wat ik haar nog altijd zou willen vragen is: mam, hoe kwam het toch dat Naud je zo irriteerde, waarom was de sfeer aan de eettafel nooit goed en waarom mocht ik nooit met je mee naar de markt? Andere meisjes gingen in die tijd gezellig met hun moeder naar de markt. Wij deden dat nooit, terwijl ze er wel vaak heen ging om stof te kopen voor de jurkjes die ze voor me maakte. Qua karakter heb ik heel veel van m’n moeder. Ze was ambitieus, zenuwachtig en ijdel, dat ben ik ook allemaal. Maar de humor heb ik van m’n vader. Gelukkig.’ ●
- NL Beeld