/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F02%2FAifvhqMHuLrBAV1740559124.png)
'Zelf was ik negen toen mijn vader overleed. Een ingrijpende gebeurtenis, waar ik me totaal geen raad mee wist. Ik kon het niet bevatten. Het enige wat ik begreep was dat alles vanaf dat moment anders zou zijn. Dat idee kon ik niet aan. We waren altijd een gelukkig en blij gezin geweest, nu waren we ineens een gezin waar mensen medelijden mee hadden. Ik wilde niet zielig gevonden worden. Ik wilde gewoon zijn.
Enorme aversie
Het kan best zijn dat dit mechanisme uit mijn kindertijd ook weer in werking is toen mijn man Matthijs overleed. Sindsdien voel ik namelijk een enorme aversie wanneer ik merk dat mensen mij anders behandelen dan voor die tijd. Ze bedoelen het goed, dat weet ik wel, maar ik krijg echt de neiging om te gaan slaan als men doet alsof ik een teer poppetje ben dat bij het minste geringste van slag raakt. Die zalvende stemmen, die meewarige blikken, ik kan er niet tegen.
Het is net alsof je tot een soort heilige wordt verklaard, als je partner is overleden. Alsof mensen het idee hebben dat weduwen alleen maar grootse, pure liefde hebben gekend, die nu in een soort van stralenkrans om hen heen hangt.
Nou, ik kan je vertellen: dat is een waanidee. Zeker in het geval van Matthijs en mij.
Romantisch ideaal
Het heeft me altijd verbaasd hoezeer de stellen in mijn omgeving nog geloven in het romantische ideaal. Ze noemen elkaar kwelend hun grote liefde en zeggen dat ze zich een leven zonder elkaar niet kunnen voorstellen. Het ergste vind ik het wanneer ze elkaar aanduiden als hun wederhelft. Want wat zeg je daarmee eigenlijk? Dat je geen compleet mens bent zonder de ander? Wat haal je jezelf daarmee naar beneden! Bovendien vind ik het een belediging voor single mensen, die ik persoonlijk vaak veel completer vind dan mensen in een relatie. Die leunen niet op anderen, die hebben niet de luxe om te zeggen: ‘O, dat doet mijn man altijd’.
Zo’n stel waren Matthijs en ik niet. Verre van. Het mag zelfs een wonder heten dat we überhaupt nog getrouwd waren op het moment dat hij ziek werd. We hebben de mogelijkheid om te scheiden meer dan eens serieus overwogen. Dat we dat nooit hebben gedaan, had niets met liefde en romantiek te maken, hoor. We maakten gewoon een nuchtere afweging tussen de voordelen van scheiden en van bij elkaar blijven. Met een koophuis en schoolgaande kinderen bleek bij elkaar blijven veruit de verkiezen. Wellicht was het ook gemakzucht. Matthijs en ik waren allebei enorme gewoontedieren en ons leven samen was een gewoonte die we maar heel moeilijk konden loslaten.
'Ik wil niet in een rol geduwd worden die niet strookt met de relatie die ik met Matthijs had.'
Hypocriet gevoel
De rol van treurende weduwe voelt voor mij dus enorm hypocriet. Ik bén geen grootse liefde kwijtgeraakt. En ik heb altijd geweten dat ik het prima zonder Matthijs kan stellen. Het voelt bovendien niet fair dat iedereen mij zo zielig vindt, zo vol begrip is en mij wil steunen waar ze maar kunnen. ‘Laat het weten hè, als we iets voor je kunnen doen. Maakt niet uit wat. Wij zijn er voor je.’ Hoe vaak me dat de afgelopen maanden wel niet op m’n hart is gedrukt. Maar ik heb het nog nooit iemand tegen mijn gescheiden vriendin horen zeggen. Terwijl die er vele malen slechter aan toe was dan ik nu toen haar man haar van de ene op de andere dag verliet voor een tennisvriendin en vervolgens nooit meer iets met haar te maken wilde hebben. Natuurlijk is ze opgevangen door mij en een andere goede vriendin, maar daar hield het wel zo’n beetje mee op. Zelfs haar eigen ouders waren opmerkelijk zuinig met het bieden van steun. Er was niemand dood, en waarschijnlijk had ze het ook wel een beetje over zichzelf afgeroepen, zo was de teneur.
Ja, als er niemand dood is of dood gaat, lukt het ons meestal aardig om iemand de schuld te geven van een nare situatie. Dat vinden we fijn, want zo blijven wij buiten schot. Maar als dood en ziekte toeslaan, is dat vaak zo willekeurig dat er geen schuldige aan te wijzen valt. De dode is onschuldig, de achterblijvers zijn onschuldig, en onschuld brengen wij al snel in verband met heiligheid.
Ik snap hoe het werkt, maar voor mij werkt het dus niet. Ik wil niet in een rol geduwd worden die niet strookt met de relatie die ik met Matthijs had.
Dochters
Maar ondanks mijn enorme weerstand, spreek ik me niet uit en laat ik mij al die warme steunbetuigingen en gulle aanbiedingen toch maar gelaten aanleunen. Dat doe ik voor mijn kinderen. Mijn dochters zijn kapot van verdriet om hun vader. Ze zijn maar één en twee jaar ouder dan ik was toen mijn vader overleed. Ik weet daarom exact hoe zij zich voelen en hoe zij zich aan elk strohalmpje troost vastklampen.
Een grote troost was voor mij destijds de gedachte dat mijn ouders echt van elkaar gehouden hadden. Ik weet nog dat ik met mijn moeder in de kerk zat en naar een afgetobde gescheiden vrouw en haar kinderen wees: ‘Kijk mam, wat zielig. Ik ben blij dat pappa en jij niet zijn gescheiden. Het lijkt mij veel erger dat je vader weggaat dan dat hij doodgaat.’
Mijn moeder zei niets, ze kneep alleen even in mijn hand. Zij begreep dat ik het nodig had om hun huwelijk in een zo mooi mogelijk licht te zien.
Voor mijn dochters is het op dit moment waarschijnlijk net zo belangrijk om in de liefde tussen hun ouders te geloven. Ik zou toch een heel slechte moeder zijn als ik ze die troost zou ontnemen? Dan maar liever schijnheilig…’
De naam in dit artikel is gefingeerd.
- Adobe Stock