/https%3A%2F%2Fcdn.pijper.io%2F2025%2F02%2FsIDkvUlqfkRKwt1740652520.jpg)
In deze aflevering van onze serie Wat ik altijd nog aan mijn ouders had willen vragen: Jan Slagter (70 ), oprichter en sinds 2005 directeur van omroep MAX, met inmiddels zo’n 430.000 leden. Met ingang van dit jaar doet hij het wat rustiger aan, nu hij met Nicolette de Wolf een mede-directeur naast zich heeft.
‘Jazeker, ik zou nog heel graag wat willen vragen aan mijn ouders. Vooral aan mijn moeder. Zij was afkomstig uit een streng gereformeerd gezin met zeven kinderen en kon vaak afstandelijk en hard zijn. Ik herinner me niet ooit een knuffel van haar te hebben gehad. Mijn ouders hebben elkaar in de oorlog leren kennen op de gereformeerde jeugdvereniging van de Zuiderkerk in Den Haag. Verliefd, verloofd en gelijk getrouwd, want dat was in die tijd de enige manier voor een meisje om thuis weg te komen. Mijn vader was erg aanhoudend, hij was gekker op mijn moeder dan zij op hem. Een vraag die ik aan beiden, maar vooral aan mijn moeder zou willen stellen: was jullie liefde, ook op latere leeftijd, nog wederzijds? Waren jullie gelukkig samen? Ik heb mijn moeder op haar vijfenzestigste namelijk weleens horen zeggen: ‘Ik zou best van je vader af willen.’’
Geruchten
‘In mijn moeders leven zat een zwarte bladzijde. Erger nog, ze noemde het ‘een zwart boek’. Daarover zou ik haar heel graag nog een vraag willen stellen. Hoe zat het met de verhalen over incest door een oom die zijn handen niet thuis kon houden bij mijn moeder en een zus, die hem in opdracht van hun vader naar de bus moesten brengen als hij bij ons op bezoek was geweest? Maar wat nog akeliger was, die incestgeruchten gingen ook over haar eigen vader. Die zou mijn moeder mogelijk misbruikt hebben. Een zwaar gelovige man, altijd vooraan in de kerk en enorm verguld als de dominee op zondag bij hem thuis op de koffie kwam. Hij had een groothandel in groenten en fruit en reed met paard-en-wagen door Den Haag. Toen hij een keer een ongeluk kreeg, bleken er twee onbekende dames naast hem op de bok te zitten. Een onaangenaam, hypocriet mens.’
Lievelingetje
‘Dat ik mijn moeder daarover nog zou willen spreken, heeft er vooral mee te maken dat ik haar graag beter zou willen kennen en begrijpen. Want zo’n jeugd als die van haar is natuurlijk zeer bepalend voor de rest van het leven. Met mijn jongste broer Henk, haar lievelingetje, heeft ze het er weleens over gehad, maar Henk is helaas al meer dan twintig jaar geleden overleden aan aids. Of mijn vader haar geschiedenis kende? Ik weet het niet. Als m’n moeder weleens een driftbui had, zei hij vergoeilijkend: ‘Ach, ze heeft zichzelf niet gemaakt.’
Mijn vader zou ik nog wel iets over zíjn vader willen vragen. Die werd op z’n achtenvijftigste opgenomen in een inrichting. Waarom? Zware psychische klachten? Jong dement? Geen idee.
‘Wat zou ik mijn moeder graag beter kennen en begrijpen’
Wat mijn moeder heel vervelend vond, was dat ze geen eigen geld had. Als ze huishoudgeld van mijn vader kreeg, stopte ze altijd een briefje van vijfentwintig in een apart potje. Voor de vakantie, een uitje of een mooie zijden blouse, die ze met Henk kocht. Henk was degene met wie ze leuke uitstapjes maakte, naar de boulevard in Scheveningen of de Bijenkorf. Dat deed ik veel minder omdat ik toen in België woonde. Achteraf heel jammer. Op haar vijftigste nam ze stiekem een baan aan bij V&D, als caissière. Heerlijk vond ze het daar; contact met mensen en eindelijk eigen geld. Aan het eind van haar leven werd ze dement. Toen zag ik opeens een lieve, zachte vrouw, die heel blij was als ik op bezoek kwam. Dan hield ze mijn hand vast en vroeg: ‘Kom je me ophalen?’ Dat m’n ouders van me gehouden hebben, daarvan ben ik overtuigd. M’n vader heeft me mijn schooldiploma bezorgd door me regelmatig tot twee uur ’s nachts te overhoren. Ik was een lastige puber, die op z’n zestiende van huis wegliep. Toen ik de volgende dag weer thuiskwam, dacht ik dat er wat zou zwaaien. Maar mijn moeder zorgde voor koffie met taart.
Mijn vader, die tweeënnegentig werd en tot het eind glashelder was, vroeg op zijn sterfbed z’n zoons bij hem te komen. Hij wilde ons zegenen en met ons bidden. Op dat laatste moment was hij dus niet met zichzelf, maar met ons bezig. Dat toont wel hoeveel hij van ons hield.’
- Tekst: Cisca Dresselhuys
- NL Beeld