In haar serie ontmoetingen voor Nouveau sprak Maria Goos met actrice Loes Luca. Een supertalent met een doe-maar-gewoon-uitstraling. De schrijfster kan zich hun eerste ontmoeting nog goed herinneren. “Ik vond je heel intimiderend."
Ik ben nog niet binnen of ze staat al in de keuken. Ze roept: “Wil je een gin-tonic? Het is zo leuk met de jongens van De Ploeg, joh.” Ik roep terug: “Vertel.” Vanuit de keuken: “Nee, eerst jouw gin-tonic. Wil je er een sigaretje bij? Leuk dat je er bent.” Ik hoor flessen rinkelen en gerommel in de keuken.
Ondertussen kijk ik even rond. Omdat ze met De Ploeg repeteert, verblijft ze nu in haar pied-à-terre in Amsterdam. Het is een kleine kopie van haar huis in Rotterdam; een mix van art nouveau, kitsch, een ronde tafel, veel lampjes en een met de hand gedecoreerde houten vloer. Ik zie een flyer op de tafel liggen van de voorstelling die al speelt als dit interview uitkomt, maar op het moment van het interview zitten ze pal voor de première.
Het is het stuk Pilp Fuction van De Ploeg, een club die al heel lang bestaat en samen stukken maakt. Het zijn Viggo Waas, Peter Heerschop, Genio de Groot, Han Römer en Titus Tiel Groenstege. Maar deze keer hebben ze er drie meisjes bij gevraagd; Ria Marks, Ilke Paddenburg en Loes Luca. Pittig clubje, denk ik als ik naar de flyer kijk.
Met zijn achten een stuk maken, hoe doe je dat? De drank en de shag komen op tafel en dat zal die avond zo blijven. Ze steekt een jointje op. “We zijn met negen manisch creatieve types; acht spelers en Jakop Ahlbom, de regisseur. Kun je je er iets bij voorstellen? Dus de tekst: ‘Weet je wat ook leuk is’, die kon ik na vier weken niet meer horen. We hadden op een gegeven moment 120 bladzijden tekst! Veel te veel! Ik denk dat de mensen die naar de eerste try-outs komen geen bloemen mee moeten brengen, want die verleppen. Dus toen riep ik: ‘Laten we het nu gewoon doen met wat we hebben! Alles is leuk, maar we dijen maar uit en er moet toch echt een lijn in komen!’”
En zit er nu een lijn in? “Nou, we zijn een samengesteld gezin dat een bioscoopje heeft en we wonen met zijn allen achter het filmdoek. Dat hebben Han en Titus bedacht en toen zijn we bij elkaar gekomen en iedereen schrijft nu dus mee. Ik zei in het begin: ‘Ik kan helemaal niet schrijven’, maar zij riepen: ‘Wel waar, dat kan iedereen, iedereen kan schrijven. Schrijf jij maar een scène over figuranten.’ Maar ik dacht wel: als we nou alle negen schrijven, hoe krijg je dat ooit fatsoenlijk in één stuk?
Wie kon, ging een week mee naar Spanje en later nog eens twee weken naar Middenbeemster en dat was ont-zet-tend leuk. Maar op een gegeven moment zei ik: ‘Mag ik liedjes schrijven in plaats van scènes?’ Dat mocht. Dus nu schrijf ik liedjes!”
Dat ze liedjes kan schrijven weet ik allang. Dat deed ze al voor de Paradevoorstelling Draaikonten die ik achttien jaar geleden voor haar en Peter Blok heb geschreven. Ze kijkt me verbaasd aan. “Ja, dat is ook zo. Dat was ik helemaal vergeten. Enfin, nu heb ik dus liedjes geschreven op bestaande filmmelodieën. Op de melodie van Goldfinger bijvoorbeeld. Ze zingt: ‘In de filluuuuum-mmm, papadah, neem een duik in glamour en schone schijn... een ander zijn.’
'Ik hou voor mijn gevoel nu best veel mijn waffel, maar ik denk dat anderen daar wel anders over denken'
Nou, zoiets dus. Ik weet niet hoe het gaat worden. Het zijn allemaal heel leuke mensen en het leuke is dat niemand snel op zijn pik getrapt is. Dat is fijn joh! Ze zijn heel straight tegen elkaar. Best wel zo heftig af en toe dat ik ervan moet huilen. Ik ken dat niet, ik ben enig kind. Deze mannen werken al dertig jaar met elkaar, die gaan er bovenop, dus dat is soms wel pittig. En iedereen probeert natuurlijk zijn eigen weg in het stuk te vinden. Soms moet je ook een beetje met je ellebogen werken. Dat vind ik zo goed van dat jonge ding, die Ilke Paddenburg, hoe die zich staande houdt tussen al dat geweld. Die roept dan bijvoorbeeld: ‘Nee, nee, dit kan niet, je anticipeert nu op iets wat nog niet is gebeurd.' Dan denk ik: kijk die jonge blom ’s gaan zeg. Dat vind ik geweldig.”
Je bent zelf nogal direct en impulsief en... “Bomvol goeie ideeën...”
Inderdaad, bomvol goede ideeën. Ik heb nooit meegemaakt dat mensen zoals jij op jou reageren zoals jij zelf reageert. Dat iemand bijvoorbeeld tegen jou zegt: ‘Ik vind het echt niet werken wat jij nu doet.’ “Dat zeggen ze ook niet. Het gaat niet over het spel. Nee, ze vinden het volgens mij leuk wat ik doe. Alle inbreng wordt met hartelijkheid ontvangen, maar negen ego’s op een bootje en wie zegt nou welke kant we op varen. Ik hou voor mijn gevoel nu best veel mijn waffel, maar ik denk dat anderen daar wel anders over denken.”
Lees ook: Rob de Nijs: ‘Ik zag Jet in het publiek en wilde zó graag contact met haar’
Zeg jij dan niet: laat mij nou maar aan het stuur. “Ja, maar dat denken die andere acht ook. Het is een democratisch gebeuren, dat is leuk, maar dat brengt ook een hoop sores met zich mee.”
Je doet dit nou al zo’n veertig jaar. “Jazeker.”
En in die jaren heb je heel veel stukken zelf gemaakt. “Jazeker, maar meestal doe ik dat niet in mijn uppie, hè? Bij Orkater verzonnen we samen half het script, het verhaal, alleen niet als ik in een stuk van Alex van Warmerdam stond. Dan doe je gewoon wat er staat. Met mijn vriendin Nettie van Hoorn heb ik tv-series gemaakt; Achter de Dijk met Mieke Muts en Rok en Rol. Nou, dan ging het bijvoorbeeld een aflevering over vuil en schoon. Dan zei ik: ‘O dat is leuk, dan speel ik een meisje dat in een hotel werkt en vuile condooms en volle onderbroeken van mensen moet opruimen. Vieze vlekken, weet ik veel.’ En door te spelen kreeg je dan wel een affe scène.”
Met Nenette et Les Zézettes heb je jarenlang je eigen show op de Parade gehad, met je eigen band. “Wat was dat hard werken! Ik word nog moe als ik eraan denk. Dat was ook beginnen met niks. Ik had wel een vastomlijnd typetje, Nenette dus, en een verhaaltje, maar wat ik zei, dat kon per avond wisselen. Het verschil tussen de eerste en de laatste show was enorm. Dan ontstond iets door de reacties van het publiek.”
Hadden de jongens van de band inbreng? “Jazeker, maar ze reageerden op wat ik inbracht. Het was zo fijn dat ik met mijn eigen neger vorig jaar weer op de Parade stond in mijn eigen voorstelling. ‘Neger’ mag je niet meer zeggen, maar van Dennis mag dat wel. Hij is daar trots op en ik zeg het vol liefde en daar zit nou niks van slavernij bij. Hou ’s op, schei ’s uit.”
Ging de samenwerking met de band altijd goed? “Nou, ze zullen heus weleens gedacht hebben: daar hebbie haar weer met haar dominante dinges. Maar als iets ze niet beviel, dan zeiden ze dat ook wel. Ik ben gek op werken met mannen. Mannen zijn minder onderhuids. Bij vrouwen kan het voorkomen dat je ineens te horen krijgt: ‘Jij hebt twaalf jaar geleden de laatste sigaret uit mijn pakje opgerookt, daar ben ik nooit meer overheen gekomen.’”
Mensen hebben het idee van jou dat je iets in je hoofd hebt en dat dat gaat gebeuren. Maar je hebt toch al je hele werkende leven, met groepen mensen te maken, en over het algemeen vrij harmonieus. “Ja, maar dat kan ik ook heel goed hoor. Ik neem me iets voor en dat probeer ik met overtuiging te brengen, maar als iemand met een idee komt dan sta ik daar wel voor open. Maar je moet me overtuigen dat het echt een beter idee is dan dat van mij. Je moet stevig in je schoenen staan om mij te overtuigen. Dat denk ik wel. Hoewel... Dat weet ik eigenlijk niet, dat moet je aan mijn collega’s vragen. Ik weet het niet, ik ben een Weegschaal. Ik denk toch ook vaak: o, zo kan het ook. Ik ben niet van lang lullen, maar van het doen. Alles uitproberen. We doen mijn plan en dat van jou en als dat van jou beter werkt, dan doen we dat.”
De eerste keer dat ik jou zag, dat was op het terrasje voor het Shaffy Theater, dertig jaar geleden. Je droeg een sjerp. “Een sjerp? Wat gek.”
Misschien was je jarig. “Ja, want ik ga in mijn gewone leven toch niet met een sjerp omlopen of het moet mode zijn geweest.”
Ik vond je aanwezigheid heel intimiderend. Kun je je dat voorstellen? Ze schudt heftig haar hoofd en ik zie dat ze eigenlijk moet lachen. “Nee! Daar kan ik me niets bij voorstellen. Mijn schoonzoon noemt me om te pesten ook ‘My humble and timid mother-in-law’. Geen idee waarom. En dan begint ze hikkend te lachen, wat eindigt in een hoestbui. Daarna: “Ik vroeg pas aan Pierre (Pierre was een van de jongens van haar band en ze zijn nog steeds goed bevriend, MG): ‘Vind jij dat ik te weinig aandacht voor je heb?’ Toen zei hij: ‘Je doet de krantenkoppen.’ Dat is een lieve omschrijving voor een niet al te lieve eigenschap.” Ze overpeinst: “Intimiderend, intimiderend, ja, dat zal wel zo zijn. Ik heb dat in de loop der tijd ook wel voor mijn kiezen gekregen dat ik zo ben. Terwijl ik vaak denk dat ik alleen maar gezellig ben; lekker praten, lekker dingen doen. Kom op jongens, we gaan dingen doen. Sommige mensen noemen dat dominantie, ik noem het werklust.” Ze schatert het uit. Zelfspot is deze vrouw gelukkig in het geheel niet vreemd.
'De eerste jaren woonden we in bij mijn overgrootmoeder. Die was stapelgek op mij. Ik ben door veel warme vrouwen grootgebracht'
Hoe was je als kind? “Ik was van horen zeggen een lief kind en heel bescheiden, maar dat zal best wel weer helemaal niet waar zijn. Ik was veel op straat, altijd ondersteboven in de klimrekken. We woonden heel klein. De eerste jaren woonden we in bij mijn overgrootmoeder. Die was stapelgek op mij. Ik ben door veel warme vrouwen grootgebracht. Mijn overgrootmoeder, mijn grootmoeder, mijn moeder. Ik zat veel te lezen. Nu niet meer. Dat vind ik heel jammer want ik kan er helemaal in opgaan. Alleen op vakantie en op tournee lees ik nu.” Ze denkt even na. Mompelt: “Ja, hoe was ik als kind.” Dan: “Ik was niet per se de knapste van de klas, maar ik wist me wel geliefd te maken bij de jongens. Niet zoenen, hoewel ik dat best wel gewild had, maar zoenen deden ze met de knappe meisjes en met mij gingen ze praten, over de knappe meisjes. Ik was one of the guys en dat ben ik eigenlijk altijd gebleven en dat is ook een mooie positie waar ik me met graagte in geschikt heb.”
Je komt niet uit een artistiek milieu. Ze begint weer hikkend te lachen. “Nou, mijn homoseksuele vader vond zichzelf heel artistiek. Hij zag de advertentie van de jeugdtoneelschool en zo ben ik daar ook terechtgekomen. Dat vond ik meteen geweldig. Ik ben ook naar zondagschool gegaan, omdat je daar mocht dansen en verhalen van de zee splitsen mocht lezen. Ik was als kind altijd wel bezig geweest met stukjes schrijven en knippen en plakken en mijn kamer schilderen, als ik tenminste een kamer had, want die kreeg ik pas op mijn dertiende.”
Lees het gehele interview in de nieuwe Nouveau, die vanaf vandaag in de winkel ligt.
Loes in het kort
Louise - Loes - Luca (Rotterdam, 18 oktober 1953) schitterde in meer dan 65 theater- en televisieproducties, films en zangvoorstellingen. Memorabel zijn haar personages in o.a. Nénette et les Zézettes, Ja zuster, nee zuster en het nieuwe 't Schaep met de 5 pooten. Maar vergeet ook de hilarische reclamespots voor het milieu niet. In augustus 2008 overleed haar partner Harald van der Lubbe. Hun dochter is filmmaker Nina Gantz. In oktober 2015 ontving Loes Luca De Lof der Zotheidprijs, omdat de Rotterdamse leeft en werkt in de geest van Desiderius Erasmus.