Zijn liefde voor kennis, literatuur en humor vloeiden daar samen. De quizvragen schreef hij vaak zelf, probeerde ze uit op zijn vrouw Emma en bereidde elke opname minutieus voor. “Het moest er niet op staan. Het moest er fantástisch op staan,” zei hij ooit.
Van declamatie tot kleinkunst
Joseph Jules Thomas Prinsen groeide op in een Brabants gezin als zoon van een burgemeester. Al jong bleek zijn talent voor voordracht – hij won declamatiewedstrijden en koos voor de toneelschool in Amsterdam, waar Ton Lutz zijn mentor werd. Via Wim Sonneveld kwam hij op het toneel, maar pas als docent aan de Kleinkunstacademie vond hij zijn ware roeping. “Dat was mijn beste rol,” zei hij. Generaties artiesten, onder wie Paul de Munnik en Wende Snijders, leerden van zijn scherpte en eerlijkheid.
Liefde, werk en zelfspot
Prinsen werkte met de groten: Harry Bannink, Willem Wilmink, Aart Staartjes en Loes Luca. Zijn sonore stem klonk jarenlang in het radioprogramma Kunststof. Hij schreef columns en boeken, waaronder Na Emma, over het verlies van zijn vrouw met wie hij bijna vijftig jaar getrouwd was. In zijn laatste jaren vond hij nieuw geluk bij journalist Noraly Beyer.
De boomlange Brabander bleef tot het eind nieuwsgierig, scherp en wars van pretentie. IJdelheid zonder zelfspot kon hij niet verdragen. Over het leven zei hij, met een glimlach ontleend aan Nescio: “Het leven heeft mij, godzijdank, bijna niets geleerd.”
- NRC
- NL Beeld