De herfst is in volle gang en de avonden worden donkerder, en dat betekent dat de tijd van kaarsjes in de avond ook van start is gegaan. Wie graag een mooie geurkaars aansteekt, kent ongetwijfeld de frustratie van kaarsen die niet gelijkmatig opbranden, maar waarvan de randen blijven staan en alleen de binnenkant rondom de lont tot de bodem brandt. We geven al snel de kwaliteit van de kaars de schuld, maar wist je dat het grotendeels ligt aan hoe je je kaarsen brandt? Met deze tips zorg je ervoor dat je kaars gelijkmatig brandt en langer meegaat.
De eerste keer branden bepaalt alles
Waar het meestal fout gaat, is tijdens de eerste keer dat je de kaars aansteekt. Wil je dat je kaars helemaal opbrandt zonder dat er randen overblijven? Dan is de eerste keer branden cruciaal. Vaak laten mensen de kaars niet lang genoeg branden. Laat je de kaars maar even een uurtje branden en blaas je hem dan alweer uit, dan heb je helaas al roet in het eten gegooid. Het is essentieel dat tijdens de eerste keer dat je de kaars aansteekt, je 'm pas uitblaast als de volledige bovenlaag van je kaars is gesmolten. Dat geldt voor mooie geurkaarsen in een glazen pot, maar ook voor stompkaarsen die je bijvoorbeeld op een plateau zet.
Kaarsen hebben een geheugen
Kaarsen hebben – geloof het of niet – een soort ‘geheugen’. Hoe lang je ze de eerste keer laat branden, bepaalt hoe ze zich daarna gedragen. Laat je de kaars te kort aan, dan smelt alleen het midden en blijft er een diepe tunnel over. Brand je hem de eerste keer lang genoeg, tot de hele bovenkant vloeibaar is, dan ‘onthoudt’ de kaars dat patroon en brandt hij de volgende keren gelijkmatig op. Zo voorkom je dat vervelende tunneltje in je mooie geurkaars.
Met deze 3 hacks brandt je kaars langer en mooier
Waarschijnlijk zal deze simpele tip al een wereld van verschil maken, maar toch geven we je nog graag een paar andere hacks mee:
- Houd de lont kort: ongeveer 0,5 centimeter is genoeg. Knip gerust een stukje af als deze langer is. Een te lange lont geeft een grote, onrustige vlam. Dat zorgt voor roet, rook en sneller opbranden. Een te korte lont kan er juist voor zorgen dat de kaars uitgaat.
- Laat een kaars maximaal 3 à 4 uur branden per keer. Brandt hij langer, dan kan de vlam te heet worden, waardoor de was ongelijk smelt of de houder beschadigd raakt.
- Doof liever met een kaarsendover. Blaas je een kaars uit, dan kan de lont gaan smeulen en walmen. Met een kaarsendover (of voorzichtig onderdompelen van de lont in de gesmolten was) voorkom je rook en blijft de lont mooi.
Zo geniet je langer van je favoriete kaars: mooi, gelijkmatig en gezellig brandend tot de laatste druppel.
- Bedrock, Candleworld
- Pexels / thevibrantmachine