Voor leuke 40+ vrouwen met stijl
Bettina Voos

'Ik hou van jullie', waren de laatste woorden van mijn moeder

Bettina kijkt terug op het onmogelijke moment dat de behandelend arts van haar zieke moeder 'met de naasten' wilde spreken.

Bettina Voos

Op 3 november 2007 stierf mijn moeder. Alweer lang geleden. Na de zoveelste operatie – ik weet serieus niet meer hoe vaak ze onder het mes ging, maar váák – werd ze niet meer wakker.

Van die laatste dagen staan me vooral de kleine dingen nog helder voor de geest. Dat ze, vlak voordat ze de operatiezaal in werd gereden, zei: "Ik hou van jullie." We zijn niet zo’n gezin dat gevoelens vaak (of zelfs regelmatig) uitspreekt, dus dat maakte indruk. Het zouden haar laatste woorden zijn.

Gezondheidsproblemen

Mijn moeder kampte zo lang als ik me kan herinneren met ernstige gezondheidsproblemen door een nierziekte, kanker en de heftige bijwerkingen van de zware medicijnen die ze slikte. Ze kwam er echter áltijd weer bovenop. Nooit zo sterk als ervoor, en nooit voor lange tijd, maar, zoals ze zelf altijd zei: "Onkruid vergaat niet."

Mijn zussen en ik werden er al jong zelfstandig van, maar ook onrustig. Te vaak werden we gebeld dat een uitslag niet goed was, dat er weer iets ergs was geconstateerd, dat er een ambulance voor de deur stond. Tot op de dag van vandaag ben ik altijd op het ergste voorbereid, mijn vluchtkoffer staat bij wijze van spreken klaar in de hal.

Worsteling

Wat ik als kind niet zag, maar me inmiddels wel kan voorstellen, is hoe ze zelf met haar ziekte worstelde. Omdat ze niet kon doen wat ze wilde, niet kon zijn wie ze wilde zijn. Dat alles draaide om ziek zijn en beter worden, ellende, pijn en aftakeling. Dat ze vaak in het ziekenhuis lag, dat ze ongetwijfeld bang was voor het onvermijdelijke.

In die laatste periode tussen hoop en vrees, tussen ‘ze komt er vast wel weer bovenop’ en dan toch nog onverwacht die uitvaart, zit je als nabestaanden in een soort bubbel. De buitenwereld lijkt even niet te bestaan. We leefden van uitslag naar uitslag en hielden tot de allerlaatste ‘bliep’ hoop dat ze haar ogen weer zou openen. We warmden op de intensive care haar koude voeten, hielden haar blauwe handen vast, dronken automatenkoffie en staarden naar piepende machines.

Familiekamer

Haar hartslag verhoogde wat als je tegen haar praatte, maar andere reacties bleven uit. Tot de dag dat de behandelend arts zei dat hij iets wilde bespreken met de naasten. Met lood in onze schoenen zaten we in de ‘familiekamer’, waar ons werd verteld dat men geen verbetering meer verwachtte. En we de vraag kregen voorgelegd of we de levensondersteunende behandelingen wilden voortzetten of niet.

Eigenlijk onmenselijk, zo’n vraag. Wie ben jij om te beslissen over het leven van een ander? En tegelijkertijd willen we allemaal niet langer lijden dan nodig is. We beantwoordden ’m toch.

Toen ze die nacht voor onze ogen stierf, dacht ik: nu kan het nooit meer erger worden, kan ze nooit meer zieker worden, is er nooit meer onzekerheid of het wel goed zal komen. Ze heeft eindelijk rust. En ik ook.

Je las een column van Libelle. Libelle.nl is dé website voor alles wat vrouwen willen weten, van persoonlijke verhalen tot handige lifehacks. Van entertainment tot koninklijk nieuws.

Columns
  • Getty Images