Voor leuke 40+ vrouwen met stijl

Openhartig: "Sinds de dood van mijn zus voel ik me bevrijd."

Véronique (53) werd gepest door haar oudere zus Cisca. Na de dood van haar zus bouwde ze een band op met haar zwager. Maar hoe vertelt ze de rouwende weduwnaar dat Cisca’s dood voor haar een opluchting was?  ‘Cisca, mijn zus, was twintig jaar ouder dan ik. Een lange, knappe, maar dominante vrouw....

Openhartig: "Sinds de dood van mijn zus voel ik me bevrijd."

Véronique (53) werd gepest door haar oudere zus Cisca. Na de dood van haar zus bouwde ze een band op met haar zwager. Maar hoe vertelt ze de rouwende weduwnaar dat Cisca’s dood voor haar een opluchting was? 

‘Cisca, mijn zus, was twintig jaar ouder dan ik. Een lange, knappe, maar dominante vrouw. Toen ik werd geboren, beschouwde ze me waarschijnlijk een beetje als haar eigen kind. Ik werd gruwelijk verwend.

Op zoveel oude foto’s staan we samen: op fietstochtjes, in de dierentuin, eendjes voeren, allebei mooi in de kleren gestoken.

Ik herinner me nog dat mijn amandelen geknipt waren, ik was een jaar of vier. Ze droeg me zelf de auto uit en toen we ons huis binnenkwamen, stond er een joekel van een splinternieuwe poppenkinderwagen op de eettafel.

Vol trots

Toen ik wat ouder werd, ze was inmiddels getrouwd, stopte ze me vaak zakgeld toe en nam ze me mee naar de boekwinkel. Daar mocht ik dan een boek uitzoeken.

Als ze onderweg vage bekenden tegenkwam, legde ze haar handen op mijn schouders en zei ze vol trots: “Dit is nou Véronique, mijn kleine zusje”.

De verwennerij was over

Wanneer dat allemaal is omgeslagen… Ik weet het niet; het is geleidelijk gegaan, denk ik. Toen ik op de lagere school zat, begon het me op te vallen dat Cisca vaak bits tegen me was. Met de verwennerij was het over en om aandacht moest ik min of meer bedelen.

Het tempo op school lag laag voor mij, dus ik had altijd een rapport vol hoge cijfers. Ik vond leren ook leuk. Op een dag liet ik mijn rapport trots aan Cisca zien.

Ze nam het in haar hand en keek er vanaf een afstand naar met een misnoegd gezicht. Toen zoog ze nog eens extra diep aan haar sigaret, blies langzaam de rook uit en zei: “Hm. Een normaal kind haalt ook weleens een onvoldoende. Vind je ook niet, Wim?”

Dat laatste was aan haar man gericht. “Inderdaad, dat is helemaal niet gezond, hoor,” zei die prompt. “Je zou eens wat meer buiten moeten spelen.”

Die dag herinner ik me als de eerste waarop ik me diep gekwetst voelde door Cisca. Gekwetst en ontzettend in de war. Hoe kon ze nou zo doen? Ze was altijd zo lief voor me… Maar er zouden nog heel wat van die dagen volgen.

Vast patroon

Toen ik naar de middelbare school ging, werd het getreiter een vast patroon. Of het nou mijn kleding was, of iets wat ik zei: in alles zag Cisca een aanleiding om mij af te branden. Het ergste vond ik, dat ze me daarbij ook bewust voor gek zette.

Als ik binnenkwam op een verjaardag, was het: “Wat heb je nóu weer aan?” Gevolgd door die bulderende lach van haar. Steevast ging ze dan met een triomfantelijke blik de kamer rond, zo van: “Hoe vind je die? Dat was weer een voltreffer, hè?” En natuurlijk kreeg ze altijd bijval.

Behalve mijn moeder lachte iedereen mee, ook mijn twee andere volwassen zussen. Zo’n besmuikt lachje, blik naar de grond gericht, alsof ze wel beseften hoe pijnlijk het was voor mij, maar Cisca gewoon té grappig vonden.

Een beetje plagen moest kunnen

En ach, een beetje “plagen”, daar moest je tegen kunnen in ons gezin. Ook als je, zoals ik, pas een jaar of twaalf, dertien was. 

In die tijd was er een Amerikaanse comedy op tv: Mary Hartman, Mary Hartman. Over een suffige huisvrouw, getrouwd met een overspelige man en moeder van een werkelijk onuitstaanbare puberdochter, Heather. Heather was verwend, continu in mineur en een tikje vals.

Ook uiterlijk was ze zo lelijk mogelijk gemaakt, met een duf brilletje en een grote beugel; kortom, meer kwelgeest dan frisse puber. Nou, dat heb ik geweten. De eerstvolgende keer dat Cisca bij ons op visite kwam, galmde het door de gang: “Heather! Hea-therrr! Ben je thuis?”.

Het werd een running gag, elke keer als mijn zussen en ik bij elkaar waren. “Hea-ther, Hea-ther…” Om je suf te lachen. Maar niet heus. 

Mijn moeder nam het natuurlijk wel voor me op, maar ook op haar had Cisca haar pijlen gericht. Zo noemde ze mijn moeder nadrukkelijk “jij”, terwijl wij allemaal “u” zeiden.

Een wonder dat ik het heb aangedurfd

Cisca heeft zeker een rol gespeeld bij mijn beslissing om zo snel mogelijk mijn woonplaats te ontvluchten. Op mijn achttiende ben ik naar Amsterdam verhuisd, waar ik een nieuwe familie kon opbouwen: een van vrienden.

Het is overigens een wonder dat ik dat destijds heb aangedurfd, want ik had geen greintje zelfvertrouwen meer over. 

In al die jaren heb ik me maar een keer durven uitspreken; ik was altijd te bang dat het gepest alleen maar erger zou worden. Op een onbewaakt ogenblik keek ik haar aan en vroeg ik: “Waarom doe je toch altijd zo akelig tegen mij?”

Wraak nemen

Ze keek me alleen maar met kille, staalblauwe ogen aan, blies weer eens een rookwolk in mijn gezicht en liep toen weg. Wraak nemen; dat heeft ook meermalen door mijn hoofd gespookt.

Toen Cisca een zoon kreeg, was mijn eerste gedachte: zo, eindelijk! Nu zal ze eens wat beleven, ik laat geen spaan van die jongen heel. Maar het is natuurlijk altijd bij denken gebleven. Wat kon die jongen er nu aan doen dat zijn moeder mij zo had behandeld? 

Alle woede, schaamte en verdriet kwamen eruit

Wat er dan overblijft, is therapie. Toen ik vrijuit kon praten over mijn zus, kwamen mijn woede, schaamte en verdriet er in alle hevigheid uit.

Waar ik vooral kwaad om was, nog altijd ben eigenlijk, is dat ze me heeft beroofd van mijn zelfvertrouwen. Dat ze alles waar ik in uitblonk, consequent afdeed met een schampere opmerking. Of riep dat zij dat zelf veel beter zou hebben gedaan, als ze maar de kans had gekregen.

Het heeft soms de schijn van jaloezie, dat afbreken van mij. Omdat ik, als de jongste, waarschijnlijk veel meer aandacht heb gekregen dan zij. Maar wat koop je voor die kennis? Een enkele keer moet ik zelfs nu nog huilen om het kind dat ik toen was.

Ik begreep maar niet wat ik fout had gedaan.

Met Cisca heb ik daar nooit meer over kunnen praten

Ze is in 2010 overleden. Bezweken aan een longemfyseem. Voordat ze overleed, heeft ze lange periodes in het ziekenhuis gelegen. En natuurlijk, het is tenslotte je zus, reed ik dan heen en weer tussen Amsterdam en Dordrecht om haar te bezoeken.

Ook dat leverde heel wat pijnlijke momenten op. Terwijl andere zussen haar hand pakten en over haar haar streken, stond ik daar als bevroren naast haar bed. Geen idee wat ik moest doen of zeggen. Ik durfde niet. Maar ik voelde ook niets. Er was geen band, geen contact tussen ons.

Zelfs op dat moment krenkte ze ons nog

En zodra de kamer te vol werd, maakte ze zwakjes duidelijk aan mijn zus, dat mijn moeder en ik naar buiten moesten. Zelfs op dat moment wist ze ons nog te krenken.

Na Cisca’s dood heb ik wel gerouwd. Maar meer om al die jaren van verspilde tijd, van op je hoede zijn of ter verdediging zelf de eerste klap uitdelen. Het was voorbij. En ik durfde maar niet aan mezelf te bekennen wat ik werkelijk voelde: opluchting.

Het leek alsof ik uit de schaduw kwam

Laat staan dat ik het anderen durfde te vertellen. Het leek wel of ik eindelijk uit de schaduw kwam. De donkere wolk die me overal leek te volgen, was weggedreven. Daarvoor in de plaats kwam het schuldgevoel. Ik vind het afschuwelijk van mezelf dat ik zo over de dood van mijn eigen zus denk.

Ik had wel verdriet, maar niet om mijn eigen verlies. Veel meer om het verlies dat mijn zwager en mijn neef leden.

Vooral bij mijn zwager kwam de klap hard aan. Na al die jaren was hij nog steeds verliefd op Cisca. “Zó’n lieve vrouw, waarom toch?” bleef hij maar mompelen na de uitvaart. En voor hem wás ze ook vast lief.

Soms moet ik me echt beheersen

Een paar maanden daarna ben ik bij hem op bezoek gegaan. Toen bleek dat we eigenlijk opmerkelijk goed met elkaar kunnen opschieten. Misschien doordat er geen stoorzender meer tussen ons is.

Tegenwoordig zie ik hem vrij vaak. Zodra ik in de buurt van Zuid-Holland ben, ga ik even langs. Wim haalt graag herinneringen op aan Cisca. Hoe verliefd hij was, wat een zorgzame vrouw zij was… En zo’n fantastische moeder voor hun zoon.

Soms moet ik me dan echt beheersen. Het kind in mij wil wel uitroepen: “Je weet toch hoe ze mij kleineerde. Je was er nota bene zelf bij. Dus verwacht nu niet dat ik Cisca hier ga zitten ophemelen!”

Maar dat doe ik niet. Ik glimlach en ik knik en ik hoor in gedachten haar bulderende lach. “Jij dacht zeker van me af te zijn...”’

De namen in dit artikel zijn gefingeerd. 

Beeld: iStock