Voor leuke 40+ vrouwen met stijl

Bianca van Ommen, geboren in Zuid-Korea: 'Op een dag sluit ik mijn moeder in mijn armen'

Bianca van Ommen groeide op in een liefdevol nest, maar zoekt nog altijd haar biologische ouders.

Adoptiekind Bianca van Ommen (49): 'Op een dag sluit ik mijn moeder in mijn armen'

Ze groeide op in een liefdevol nest, maar zoekt nog altijd haar biologische ouders.

Bianca van Ommen (49) werd begin jaren zeventig uit Zuid-Korea geadopteerd. Rond haar twintigste begon ze vragen te stellen over haar afkomst en identiteit. Tot op de dag van vandaag zoekt ze naar haar biologische ouders.

Er wordt mij weleens gevraagd hoe het voelt om gekocht te zijn. Ik schrik daarvan. Wat bezielt je om zoiets te zeggen? Zo’n opmerking raakt me en doet afbreuk aan het liefdevolle nest waarin ik ben opgegroeid.

'Mijn ouders zijn lieverds die ons altijd op nummer één hebben gezet'

Ik kom uit een gezin met vader, moeder en een broertje. Ook mijn broertje is geadopteerd uit Zuid-Korea, een jaar na mij, in 1974. Mijn ouders zijn lieverds die ons altijd op nummer één hebben gezet.

Mijn vader werkte als machinist op een baggermolen en mijn moeder zat thuis met koekjes en thee op ons te wachten als we uit school kwamen. We woonden in Hasselt, een kleine stad in Overijssel.

Mijn moeder vertelt weleens dat mensen onder de indruk waren als ze in de kinderwagen keken. “Wat een mooie baby!” werd er dan gezegd. Of: “Waar komt uw dochter vandaan?”

'Mijn ouders zijn altijd heel open geweest, ook naar ons toe'

Ik was waarschijnlijk één van de eerste geadopteerde baby’s in die tijd en dat trok de aandacht. Mijn ouders zijn altijd heel open geweest, ook naar ons toe. Al van jongs af aan lazen ze mijn broertje en mij kinderboekjes voor over adoptie.

Voor mij is het daarom nooit een issue geweest. Het was gewoon zo. Punt. Tijdens mijn puberteit wilde ik niet langer spleetogen hebben, maar grote ogen, net als de andere kinderen in de klas. Ik wilde, zoals elke puber, conformeren, niet anders zijn dan de rest.

Op de middel­bare school werd ik soms uitgescholden. Dan zeiden ze “Sambal bij” of “Ni hao”. Alsof iedere Aziaat Chinees is. Dat was naar, maar ik zag dat andere kinderen, met rood haar of flaporen, ook vervelen­de opmerkingen kregen. Het lag dus niet  zozeer aan mijn Aziatische uiterlijk. Als je afweek van de norm, kreeg je simpelweg weleens een opmerking naar je hoofd geslingerd.

OP WIE LIJK IK EIGENLIJK?

Mijn broertje begon zich als eerste te interesseren voor onze roots. Hij kwam via via in aanraking met Arierang, een vereniging voor geadopteerden uit Korea in Neder­land. We waren in de twintig toen we besloten daar eens te gaan kijken.

Wat lijken die mensen op ons, was mijn eerste gedachte toen ik binnenkwam. Het maakte enorm veel indruk. Er begon bij mij een zekere onrust te ontstaan. Ik dacht: op wie lijk ik eigenlijk?

Mijn ouders stimuleerden me om op zoek te gaan. En zo ging ik in 1999 voor het eerst in mijn uppie naar Zuid-Korea. Op het moment dat ik landde in Seoul vloog het me naar de keel. Hier ben ik als baby ook geweest, dacht ik.

Destijds, in de jaren zeventig, mochten adoptieouders hun kindje niet ophalen. “Een jongen of een meisje?” werd er gevraagd door het adoptiebureau. En aan de hand van foto’s moesten ze een keuze maken.

Bianca als baby

Vanuit het kindertehuis werd ik – samen met tien andere baby’s – van Seoul naar Nederland gevlogen. Mijn ouders hebben weleens verteld dat ze moesten wachten in een grote vipzaal.

Door ver­schillende stewardessen werden de baby’s naar binnen gebracht. Zodra mijn ouders hun naam hoorden, moesten ze naar voren komen. “Hier is uw kind, mevrouw,” werd er gezegd.

Op de handgeschreven adoptie­papieren, die mijn ouders eerder hadden ontvangen, stond mijn geboortedatum: 15 mei 1972. Later bleek dat de datum te zijn waarop ik in het kindertehuis ben aangekomen.

'Alles leek echter in orde, dus namen mijn ouders me mee naar huis'

Op mijn polsbandje stond mijn Koreaanse naam. In die tijd was er een populaire Koreaanse zangeres met dezelfde naam. Daarom heb ik het vermoeden dat mijn naam ook niet klopte. Alles leek echter in orde, dus namen mijn ouders me mee naar huis.

Toen ik daar in 1999 als zevenentwintigjarige op de lucht­haven stond, had ik nog goede hoop snel mijn biologische ouders te vinden. Ik had twee mogelijke plaatsnamen, een paar voor- en achternamen en de naam van twee kinder­tehuizen weten te achterhalen.

Ik wilde weten waar ik vandaan kwam. Op wie ik lijk. Het voelde, hoewel ik er jaren niet mee bezig was geweest, inmiddels als een puzzelstukje dat ontbrak. Wat ik vooral wilde, was mijn ouders knuffelen. Zeggen dat het goed met me ging.

Ik heb altijd het gevoel gehad dat zij me hebben afgestaan omdat ik dan een beter leven zou krijgen. Dat ze zich opgeofferd hebben omdat ze zoveel van me hielden. Later heb ik daar nog weleens aan getwijfeld, toen ik verhalen hoorde dat er in de jaren zeventig ook veel kinderen ter adoptie zijn aangeboden zonder dat de ouders het wisten.

Zij kwamen zonder toestemming in tehuizen terecht. Het fijne weet ik er niet van. Maar ik wilde hoe dan ook mijn moeder omhelzen en zeggen: “Mam, het gaat goed met me.”

KOREAANSE SPOORLOOS

Wat ik toen niet kon vermoeden, was dat ik tweeëntwintig jaar later nog steeds aan het zoeken zou zijn. Omdat mijn naam op de adoptiepapieren niet klopt en ik ook niet de juiste geboortedatum heb, is het zoeken naar een speld in een hooiberg.

Ik ben sinds die eerste keer nog een keer of tien terug geweest. Ik heb er zelfs een jaar gewoond, vanwege het werk van mijn man. Toen hij vertelde dat hij naar Zuid-Korea moest, sprong ik een gat in de lucht. Het voelde alsof het zo moest zijn.

'Duizenden flyers liet ik drukken met daarop een foto van mezelf als baby'

Maar ook dat jaar leverde niets op. Elke dag ging ik met mijn rugzakje op pad. Duizenden flyers liet ik drukken met daarop een foto van mezelf als baby. Ik ben naar lokale markten gegaan die er ook in de jaren zeventig waren en heb daar flyers uitgedeeld.

Ik spreek geen Koreaans, maar met handen en voeten heb ik uitgelegd dat ik op zoek was naar mijn ouders. Soms nam ik even een pauze en ging ik op een stoepje zitten. Bizar wat ik eigenlijk aan het doen ben, dacht ik op zo’n moment.

Met de direc­trice van het tweede kindertehuis waar ik heb gezeten, heb ik een goed contact opgebouwd. Ze hielp me bij mijn zoektocht en ging regelmatig met me mee. Toch heeft ze nooit antwoord willen geven op de vraag waarom mijn papieren niet kloppen.

'Ze wil gewoonweg geen antwoord geven en dat frustreert me'

Ik zou er vrede mee hebben als ze vertelde dat ik te vondeling ben gelegd en dat ze daarom mijn geboortedatum en naam hebben verzonnen. Maar ze praat eromheen. Ze wil gewoonweg geen antwoord geven en dat frustreert me.

Op de Koreaanse televisie hebben ze een programma dat op Spoorloos lijkt, I miss that person. Ook daar heb ik aan mee­gewerkt. Ik werd tijdens mijn zoektocht door een cameraploeg van de Koreaanse televisiezender KBS gevolgd.

Dat leverde veel reacties op. Zoveel, dat ik een DNA-test moest doen. Op die manier kon onderzocht worden of de zus, broer of moeder die zich had gemeld ook daadwerkelijk een familielid was.

'De reacties waren over het algemeen oprecht, maar er zaten ook goudzoekers tussen'

De reacties waren over het algemeen oprecht, maar er zaten ook goudzoekers tussen. Mensen die dachten: ze komt uit Nederland, dan heeft ze vast geld. Uiteindelijk leverde het programma geen enkele match op.

Omgaan met teleurstelling, dat is iets wat ik geleerd heb de afgelopen jaren. Elke keer ben ik hoopvol, maar dan leidt het vervolgens tot niets. Het maakt me verdrietig. Toch heb ik mezelf altijd voorgehouden dat mijn zoektocht niet mijn leven moet gaan bepalen. En dat ik er niet aan onderdoor moet gaan.

Het zou fijn zijn als ik mijn ouders vind, het zal een hoop onrust wegnemen, maar mocht het niet lukken, dan heb ik ook een mooi leven gehad. Ik prijs me daarom elke dag gelukkig.

Ik heb een fijne baan, lieve ouders, familie en ik ben al jaren gelukkig met mijn man. Ik kan met hem goed praten. Hij steunt me zoveel als hij kan. Maar als je niet weet hoe het is om je afkomst niet te kennen, kun je je denk ik nooit écht goed voorstellen hoe dat voelt.

VERLATINGSANGST

In 2018 werd het Omma Poom Park in Paju geopend, een herdenkingspark voor mensen die als kind uit Korea zijn geadopteerd en hun biologische familie. Ik was erbij. Het was zo indrukwekkend.

Sinds de jaren vijftig zijn er tweehonderdduizend Koreaanse kinderen geadopteerd. Velen van hen komen terug naar Zuid-Korea om op zoek te gaan naar hun roots. Ik kreeg een brok in mijn keel toen ik het gedenkteken zag van de moeder met haar kind.

'Ik wil je laten weten dat het heel goed met me gaat en dat ik je absoluut niets kwalijk neem'

Er hingen die dag 648 baby- en kinderfoto’s met een korte tekst, geschreven door inmiddels volwassen kinderen aan hun moeder.

Ook mijn babyfoto hing daar, met deze tekst: 'Ik wil je laten weten dat het heel goed met me gaat en dat ik je absoluut niets kwalijk neem. Op een dag hoop ik je te omhelzen en te vertellen dat alles kennelijk was voorbestemd, dat dat oké is nu en dat ik naar de toekomst kijk, niet naar het verleden.’

Ik heb lang verlatingsangst gehad. Een rechtstreeks gevolg van mijn adoptie, vermoed ik. Ik klampte me aan mensen vast om ze maar niet meer te verliezen. Nu ik bijna vijftig ben, zit ik gelukkig beter in mijn vel dan ooit.

'Ik word ouder, dus mijn familieleden ook. Ik heb niet heel lang meer'

Ik ben trots op mijn Koreaanse uiterlijk en Nederlandse innerlijk. Maar ik realiseer me ook: ik word ouder, dus mijn familieleden ook. Ik heb niet heel lang meer. Volgend jaar ga ik daarom weer terug. Ik geef het niet op. Nooit. Er komt een dag dat ik mijn moeder in mijn armen zal sluiten.’

Foto's Mark Neelemans, privébezit Bianca van Ommen. Dit interview heeft eerder in de printeditie van Nouveau gestaan (c) Nouveau / DPG Media 2022

Elke week het laatste nieuws ontvangen in je mailbox? Het beste van Nouveau.nl, Máxima en cultuur voor leuke vrouwen met stijl. Schrijf je in

Interviews
  • Mark Neelemans